Impliciete volatiliteit

Als beginner zijn er heel wat uitdagingen aan opties. Het begrijpen van “impliciete volatiliteit” is absoluut bij het “moeilijkere” aan opties.

photo-1502101872923-d48509bff386.jpeg

Om “impliciete volatiliteit” in eerste instantie te begrijpen zullen we opnieuw werken met een voorbeeld uit de praktijk. Later zullen we zien hoe “de verandering van de impliciete volatiliteit” (want die kan stijgen en dalen) van invloed zal zijn op de prijzing van opties.

We zullen deze keer drie aandelen vergelijken waar opties op noteren. We zullen de prijzen van de opties vergelijken met elkaar, maar dit zijn de voorwaarden:

  • De drie aandelen noteren aan dezelfde prijs
  • We vergelijken opties met dezelfde looptijd en dezelfde uitvoerprijs

Hoe komt het dat bij het ene aandeel de opties veel duurder zijn dan bij de andere twee aandelen? Niettegenstaande factoren zoals: koers van de onderliggende waarde, looptijd van de optie en uitvoerprijs van de optie allemaal hetzelfde zijn. 

We kunnen de vraag ook omgekeerd stellen: waarom zijn sommige opties goedkoper dan andere? Welke parameter zal hier van werking zijn opdat opties goedkoper of duurder kunnen zijn. U raadt het al: “impliciete volatiliteit”.

Volatiliteit

Over volatiliteit schreef ik in het verleden reeds twee artikels:

Wat we aan volatiliteit dienen te begrijpen, alvorens we impliciete volatiliteit (IV) kunnen begrijpen, is dat er verschillende soorten volatiliteit bestaan. Om het eenvoudig te maken (in eerste instantie), er bestaat de:

  • Historische volatiliteit (HV)
  • Impliciete volatiliteit of de verwachte volatiliteit (IV) (ook wel “option implied volatility”)

HV meten we dus uit historische koersverandering. Impliciete volatiliteit wordt uiteraard anders berekend, omdat we nog geen data hebben uit de toekomst. HV zal dus zeker al een maatstaf vormen voor IV, maar er komen nog factoren bij kijken.

HV is dus niet meer dan de gemiddelde koersbeweging over een aantal dagen (hier 30). We kunnen dit getal uitdrukken op verschillende manieren (nominaal of als percent). Hier ben je ook weer afhankelijk van je broker en de data die je ter beschikking hebt.

Opties vergelijken (observatie)

Dit is een voorbeeld van alweer even geleden (opties met expiratie in juni van 2017), maar het idee erachter blijft wel actueel. We noteerden de prijzen van opties toen de koersen van de drie onderstaande bedrijven gelijk stond. En we deden dit op ongeveer hetzelfde moment ook.

Bedrijf

Ahold-Delhaize Barrick Gold Neurotrope
Koers 18.865 18.86

18.79

Voor het aandeel Neurotrope waren we eigenlijk relatief beperkt in de keuze naar het aantal uitvoerprijzen (of strikes). Voor alle opties vergelijken we de looptijd met nog 53 dagen te gaan. De opties in het groen zijn ITM, de opties in het rood zijn OTM.

Schermafbeelding 2020-05-14 om 09.29.32.png

De prijzen zijn gebaseerd op de “mid price”. Het valt dus op dat opties op NTRP veel duurder geprijsd zijn dan de opties op AD en ABX. Of omgekeerd, dat AD en ABX opties veel goedkoper geprijsd zijn dan NTRP opties. 

En als we AD en ABX vergelijken dan ook zien we dat de opties op ABX duurder zijn, dan die op AD. 

Hoe valt dit te verklaren?

Het bedrijf achter de opties

Er wordt wel eens gezegd, beleg in wat je kent. De volgende vraag is dan, wanneer ken je iets? Of je kan het ook anders stellen, wanneer weet ik genoeg om ergens in te mogen beleggen?

Hoe dan ook zal je als belegger vroeg of laat wel eens achter de feiten aanlopen. Waarom schommelt die koers hier nu opeens zo? Oh ja juist, het waren earnings nabeurs.

We dienen dus toch best op de hoogte te zijn van wat het bedrijf doet, en of er belangrijke “mijlpalen” aankomen die een potentiële impact kunnen hebben op de koers.

Als we de drie bovenstaande bedrijven vluchtig gaan vergelijken:

  • Ahold Delhaize (de fusie tussen Ahold en Delhaize) is een grote retailketen die zich richt op voornamelijk voedsel producten. Het bedrijf is internationaal actief.
  • Barrick Gold. Eén van de grotere goudmijn bedrijven wereldwijd. Dus we oriënteren deze in de context van “de goudprijs”. 
  • Neurotrope. Het bedrijf zegt me eigenlijk niet veel meer (vandaag). Het is een voorbeeld met opties die kwamen te expireren op 16 juni van 2017. De momentopname is een 53 kalenderdagen voor de bewuste expiratie.

Wat ik wel kan zien aan de opties, is dat men voor het bedrijf Neurotrope rekening hield met een enorme koersbeweging. Anders zouden die opties niet zo duur geprijsd worden.

Er wordt, in de prijzing van de opties, dus rekening gehouden (zo goed als mogelijk) met een bepaalde verwachting. Waar zou het aandeel kunnen staan over 54 dagen?

De kans dat de koers van een bedrijf als Delhaize of Barrick gold zou gaan verdubbelen of “zomaar” met 25% zou gaan stijgen of halveren (-50%). Welke trigger zou daarvoor nodig zijn? Zoiets wordt niet verwacht, dus het wordt niet ingeprijsd in de opties met uitvoerprijzen die heel ver van de huidige koers liggen.

Bij Neurotrope verwacht men wel “iets”. Wat dat “iets” juist is, dat doet er nu niet echt toe, maar we kunnen er ons wel iets bij inbeelden. Er volgt een “binair event” dat van grote impact kan zijn op de koers van Neurotrope, daar houdt men rekening mee.

Die verwachting prijst men in, in de “risicofactor” of “extrinsieke waarde” van een optie. En die “verwachting” of “toekomstige verwachting” dat IS de “impliciete volatiliteit”. IV maakt opties dus duurder of goedkoper. In onze voorbeelden is dit ook de enige factor die verschilt. Koers van het aandeel, uitvoerprijs en looptijd van de opties zijn immers hetzelfde.

Bedrijf

Ahold-Delhaize Barrick Gold Neurotrope

HV (close)

14,65% 30,39%

130,53%

IV 21,6% 35,4%

464,5%

Praktijk

Het bovenstaande klinkt allemaal heel goed, en begrijpelijk. Maar hoe kunnen we zoiets meten?

Naar mijn idee (en mijn idee zal over de komende jaren wel verder vorm krijgen, want IV is een complexe materie) kan men het best kijken naar de volgende zaken.

Historische volatiliteit en impliciete volatiliteit op koersgrafiek bekijken

De HV en de IV kan men makkelijk bekijken voor een aandeel (waar er ook opties op noteren). Voor een aandeel waar er geen opties op noteren, zal men ook geen IV kunnen bekijken. De IV (impliciete volatiliteit) is eigenlijk zelfs een verkorting voor de term “option implied volatility”. Dus je hebt enkel de parameter IV, als er opties noteren op het aandeel.

Net zoals een technische indicator, kunnen we dus de HV en de IV ook toevoegen aan een koersgrafiek. Bij mijn broker software kan ik dit eenvoudig instellen via “chart parameters”. Voor mij is dit (HV en IV) een standaard gegeven geworden dat ik altijd bekijk, wanneer ik koersgrafieken bekijk.

Net zoals je de koers van een aandeel kunt “charten”, kan je ook de HV of de IV “charten”. Dat kan als volgt. Je kunt dan 1 van beiden kiezen.

Schermafbeelding 2020-05-10 om 22.35.50.png

Maar ik werk liever gewoon met een koersgrafiek en daaronder samen op 1 grafiek de HV en de IV, want de relatie tussen beide is ook belangrijk (zien we later in deze post).

Schermafbeelding 2020-05-10 om 22.35.27.png

Als ik nu een grafiek bekijk, dan zie ik het volgende. Ik heb – om het interessant te maken – het aandeel NTRP er nog eens bijgehaald.

Het bedrijf stond voor een belangrijke horde die het blijkbaar niet gehaald heeft toen. In juni van 2017 (rond de expiratie van de opties uit het voorbeeld) noteerde het aandeel rond de $4. Even daarvoor (april) dus nog rond die $18.87 (de witte horizontale).

Schermafbeelding 2020-05-10 om 23.49.57.png

Er was dus zeker een goede reden om de opties duur in te prijzen omdat er toekomstig risico bestond. Dat blijkt duidelijk uit de grafiek en de verticale streep van rond de $19 naar $4. Op dit moment noteert het aandeel blijkbaar $1.45. Het kan verkeren.

Op de bovenstaande grafiek zien we onderaan in het blauw de historische volatiliteit, en in het paars de impliciete volatiliteit. Dit zijn extreem hoge waardes (zie rechts in %). 

Als we er nog eens de opties bijnemen ook van toentertijd. De “option open interest” (of “het totaal aantal openstaande contracten”) bedroeg slechts 734 contracten. Een totaal illiquide optiehandel dus. Dat zien we ook aan de enorme koers spreads op de opties. Voor zo goed als alle opties gelden spreads van $3 of meer. In de praktijk is die niet interessant om te gaan verhandelen. Maar het is wel een mooi voorbeeld, welke de impact van een hoge IV kan aantonen. Echter ook bij de ABX en AD opties zagen we reeds prijsverschillen.

Schermafbeelding 2020-05-10 om 16.12.00.png

De nieuwsgierigheid is sterker dan mezelf, dus ik ging toch nog eens op zoek naar wat informatie waarom het aandeel nu juist zo hard onderuit ging.

Dit kon ik hier vinden (bericht van 1 mei 2017):

Schermafbeelding 2020-05-12 om 22.59.03.png

En dit hier, vond ik toch ook de moeite om lezen:

Schermafbeelding 2020-05-12 om 23.00.24.png

HV en IV op koersgrafiek

We nemen er nog een ander (meer normaal) voorbeeld bij. Microsoft nog maar eens. Eerst een koersgrafiek op 5 jaar met weekbaren.

Schermafbeelding 2020-05-10 om 23.55.55.png

Op de bovenstaande grafiek zien we onderaan in het blauw de historische volatiliteit, en in het paars de impliciete volatiliteit.

En een koersgrafiek met een looptijd van 6 maanden op basis van dagbaren.

Schermafbeelding 2020-05-10 om 23.56.19.png

En we bekijken die HV (in het blauw) en IV (in het paars) nog eens van naderbij. De HV wordt hier berekend uit de laatste 30 dagen.

Schermafbeelding 2020-05-10 om 23.56.33.png

Door de recente daling van de bredere aandelenmarkten zagen we natuurlijk heel wat aandelen een “meer dan gemiddelde beweging maken”. Daartoe is het interessant de grafiek erbij te nemen van de laatste 5 jaar en de HV en IV in dat tijdsperspectief te bekijken.

Schermafbeelding 2020-05-11 om 00.01.45.png

Op een grafiek van 5 jaar zien we (in perspectief) hoe hard zowel de HV als de IV recentelijk stegen (tijdens de “corona correctie/crash”). 

Zo’n grafiek zal menig belegger uiteraard doen denken aan de VIX, ook wel de “angstmeter” of “fear index” genoemd.

Schermafbeelding 2020-05-11 om 01.15.57.png

Schermafbeelding 2020-05-11 om 01.17.29.pngWaarvoor staat de VI in VIX? Dit is eigenlijk een “impliciete volatiliteit indicator” (expectation of volatility), maar dan voor de SPY (S&P500 index).

De IV zoals wij ze bekijken, geldt op individuele aandelen. Bij sterk dalende beurzen zien we de VIX vaak hard stijgen. En bij aandelen zien we dat fenomeen ook. De IV zal stijgen onder (onverwachte) sterke daling van de aandelen.

IV en earnings

De IV op een aandeel is echter vaak onderhevig aan het effect van earnings op aandelen (op indexen hebben we dit fenomeen niet). In de bovenstaande grafiek kan je dit ook zien. We zien een patroon waarbij de IV (paars) telkens gestaag stijgt en dan hard terugvalt. Dit is “simpelweg” het effect van earnings op de IV (per kwartaal pulserend). Ik schreef hierover uitgebreid in dit artikel.

Schermafbeelding 2020-05-11 om 00.01.45 2.png

Als de IV dus gaat stijgen (op de opties van een aandeel) dan betekent dit dat er rekening gehouden wordt met een meer volatiele beweging, daalt de IV dan betekent dit dat er geen of een minder volatiele beweging verwacht wordt dan de huidige beweging of huidige HV.

IV/HV ratio

Schermafbeelding 2020-05-11 om 00.18.09.png

Hoe HV en IV zicht ten opzichte van elkaar gedragen is daartoe ook handig te observeren. Als de IV boven de HV uitstijgt betekent dit dat men voor de nabije toekomst rekening houdt met een meer volatiel scenario dan voor de laatste 30 dagen (of de periode waarvoor de HV berekend werd). Daalt de IV onder de HV, dan verwacht men een minder volatiele periode dan die welke we “historisch” (de laatste 30 dagen) hadden.

Een “indicator” hiervoor is de IV/HV ratio. Als deze hoger is dan 100%. Dan is de IV hoger dan de HV. Ook op deze ratio kunnen we scannen en zien op welke aandelen men rekening houdt men een meer volatiel scenario dan we historisch zagen. Het is eigenlijk enkel door deze waarden te gaan toevoegen en te gaan observeren dat men hier ook wat vertrouwd mee wordt. Om IV en HV in perspectief te kunnen plaatsen of bekijken vormt de beste tool naar mijn idee het bekijken op grafiek samen met de IV/HV ratio.

Schermafbeelding 2020-05-11 om 00.22.04.png

Hierboven enkele aandelen of ETF’s met hele hoge IV/HV ratio (>100%).

Conclusie (1 van 2)

In eerste instantie dienen we te begrijpen dat “impliciete volatiliteit” een factor van belang is voor de prijzing van opties (dure of goedkope opties). Het is ook een parameter in de Black & Scholes formule, de formule die de prijs voor een optie berekent.

“Impliciete volatiliteit” (wanneer deze hoog staat of stijgt) kan opties duurder maken, of (wanneer deze laag staat of daalt) kan opties goedkoper maken. En het is enkel het stuk “extrinsieke waarde” in een optie die duurder gemaakt kan worden. We zagen in voorgaande posts dat “intrinsieke waarde” een relatie is tussen de uitvoerprijs van de optie en de koers van de onderliggende waarde. Enkel het gedeelte welke een optie ITM is, is intrinsieke waarde. De rest is extrinsieke waarde, en het is deze “restwaarde” die duurder of goedkoper gemaakt wordt door een hoge of lage, stijgende of dalende impliciete volatiliteit.

photo-1520500807606-4ac9ae633574.jpeg

In een volgende post zullen we een meer genuanceerde kijk gaan nemen op de impliciete volatiliteit. Want niet alle looptijden hebben immers dezelfde impliciete volatiliteit, men kan namelijk ook voor elke looptijd apart (en zelfs voor elke optie apart, dus elke uitvoerprijs) de IV bekijken. 

Dit is uiteraard opnieuw sterk afhankelijk van bij welke broker je bent, en of je die tools ter beschikking hebt. En misschien ook, of je goed begrijpt hoe met deze tools aan de slag te gaan. 

Deze tools zijn zeker niet essentieel om succesvol met opties te zijn, maar vanuit educatief opzicht helpt het ons wel enorm inzichten te verwerven in de achterliggende dynamiek aan dewelke optieprijzing onderhevig is.

Wie stuurt eigenlijk die IV?

photo-1470255121310-d2b5ed9b7d01.jpeg

Een goede en terechte vraag. Als “impliciete volatiliteit” de verwachte volatiliteit is, door wie of door welke partij(en) wordt dit dan verwacht? 

Vooreerst is dit de market maker doe hier de grootste invloed op heeft, de market makers spelen immers de hoofdrol bij prijszetting, maar tegelijkertijd is het ook een gevolg van hoe de market maker anticipeert op de handel in zijn prijszetting. Handel in specifieke opties kan namelijk ook de IV doen stijgen of dalen. Dit is dan louter als gevolg van de veranderende prijs waaraan opties verhandeld worden. 

photo-1568430328012-21ed450453ea.jpeg

Als iemand (een grote partij) veel opties wil kopen, dan zal die partij, om zijn lot contracten volledig uitgevoerd te krijgen, waarschijnlijk moeten opbieden, dus meer betalen voor hetzelfde. Dit zal zich vertalen in een duurdere optie, maar waarbij de andere factoren op dat moment zo goed als onveranderd blijven, dit zal resulteren in een gestegen IV op die optie specifiek. Dus een stijgende IV als gevolg van handel in een optie.

En wanneer iemand veel contracten schrijft, zal hij minder krijgen voor hetzelfde bij een groot lot. Dit zal ook een effect hebben in de IV specifiek op die optie. Een dalende IV in dit geval.

Maar, voor ons als particuliere belegger, is het alvast heel interessant om te weten met welk risico de market maker zelf rekening houdt. We noemen dit de “market makers expected move” (mmem). En deze kunnen we ook berekenen voor elke expiratie of looptijd. Op die manier kunnen we een prijsvork maken van wat de “mmem” is voor de verschillende looptijden. Visueel ziet dit er als volgt uit.

Hieronder het aandeel RACE, en de verwachte prijsvork per expiratie (dit is de dag voor earnings). De expiraties zijn weekopties voor de komende 6 weken.

Schermafbeelding 2019-11-03 om 01.10.57.png

Hieronder dan, de dag na earnings. Het aandeel is gestegen tot tegen de grens van zijn verwachte beweging (mmem), maar valt de dag erop terug. Dit zijn uiteraard interessante gegevens voor ons als belegger waar we praktisch gebruik van kunnen maken, wanneer we aandelen door earnings of een ander “potentieel volatiel” moment zouden willen gaan loodsen en een indicatie willen hebben van de “verwachte beweging” na het event. 

Schermafbeelding 2019-11-08 om 12.03.21.png

Voor veel beleggers, die niets afweten van opties of de “mmem”, is het altijd wat in het duister tasten naar een koersdoel of het inschatten van een prijsvork. Als optiebelegger kan je vrij eenvoudig deze prijsvork berekenen (of laten berekenen via een spreadsheet) en een inschatting maken van de verwachtingen over een bepaalde (loop)tijd.

Op een “verwacht” risico naar prijsactie op korte termijn (cfr. earnings) kunnen we dus relatief makkelijk anticiperen. Op “onverwacht” risico, is het altijd moeilijker anticiperen. Market makers zullen hun koers spread dan verbreden, of opties snel duurder maken om te (trachten) anticiperen op “de sfeer” die zo plots omslaat van een “niet risicovolle situatie” naar een “risicovolle situatie”. Op zo’n momenten is het niet altijd makkelijk om vlot te kunnen handelen in opties. 

Conclusie (2 van 2)

photo-1567206153494-18ff48fa2261.jpeg

Wees je er als optiebelegger bewust van dat impliciete volatiliteit een heel belangrijke factor is in de prijzing van opties. Hou hier rekening mee! Hoe?

Start opnieuw met ook deze zaken te observeren. Vergelijk de IV en de HV voor aandelen. En vergelijk de IV/HV ratio voor verschillende aandelen. Leer wat de invloed is van earnings is op IV. Voeg deze data toe aan de ander data die je gebruikt om bedrijven te monitoren.

Als je deze zaken makkelijk leert observeren, zal je er later ook makkelijker gebruik van kunnen maken. IV is een heel handige parameter voor beleggers. Als ik een koersgrafiek bekijk van een aandeel waar geen opties op noteren (geen IV), heb ik vaker het gevoel wat in het duister te tasten naar verwachting of verwacht risico (prijsvork). IV zegt mij namelijk al heel veel over de toekomstverwachting of mogelijke prestatie van een aandeel. Het is met andere woorden een factor die ook een rol speelt in mijn beslissingsproces rond posities.

photo-1558021212-51b6ecfa0db9.jpeg

Over IV kan nog heel veel gezegd en geschreven worden, we gaan er alleszins nog op verder – met een meer genuanceerde kijk – in een volgend artikel. De griek “vega” zal dan ook aan bod komen. Het is ook interessant om opties met dezelfde uitvoerprijzen, maar verschillende looptijden hun impliciete volatiliteit te gaan vergelijken. 

Je ziet dat we in dit leerproces telkens een stap verder gaan en nieuwe factoren die een invloed hebben op prijsverandering van opties introduceren. Prijszetting of prijsvorming van opties is een complex gegeven waar zeer veel parameters bij komen kijken. 

Hoe is dan ook onmogelijk hier een “shortcut” in te nemen als men zich een goede basiskennis rond opties wil gaan opbouwen. Dit kost tijd.

Geplaatst in Uncategorized | Tags: , , , , , , | Een reactie plaatsen

Delta

In de voorgaande posts leerden we dat opties “extrinsieke waarde” hebben, ook wel “time value” genoemd. Over de looptijd van een optie zal deze “time value” verdwijnen uit de waarde van een optie, dit proces noemen we “time decay”.

photo-1524678714210-9917a6c619c2.jpegHet verdwijnen van “time value” – “time decay” dus – gebeurd echter niet aan hetzelfde tempo. Time decay neemt toe naarmate expiratie nadert. En dit effect heeft een sterkere werking voor opties ATM, dan voor opties ITM of OTM.

Om dat allemaal goed te leren begrijpen, gingen we telkens uit van voorbeelden waarbij de koers van de onderliggende waarde niet veranderde of een constante was. In de praktijk zal dit niet zo zijn natuurlijk.

photo-1559526324-593bc073d938.jpegWat we nu zullen doen om “delta” te leren begrijpen is uitgaan van een scenario waarbij we de “tijd” even stilzetten. Maar de koers van de onderliggende waarde zullen we deze keer wel laten veranderen. 

Hoe zal de prijs van een optie veranderen onder invloed van koersverandering van de onderliggende waarde?

Positie en delta bij aandelen

Om de prijsverandering van opties makkelijker te begrijpen, zullen we opnieuw starten met aandelen. Aandelen veranderen dagelijks ook van prijs, maar wat doet dit voor een openstaande positie die wij hebben?

Het aantal aandelen die we hebben en de verandering in koers, zullen bepalen hoeveel winst of verlies er dagelijks bijkomt of verloren gaat. Het is misschien handiger dit uit te leggen met enkele praktische voorbeelden:

  • Als wij 200 aandelen hebben en die stijgen met 2 punten (van $63.50 naar $65.50). Dan zal de positie $400 meer waard geworden zijn. Onze “delta” is hier onze “positie in aandelen” of “het aantal aandelen”. Dus winst of verlies is gelijk aan: “het aantal aandelen” x “de nominale koersverandering van het aandeel”. We berekenen: 200 aandelen x +$2 = +$400.
  • Indien we slechts 83 aandelen zouden hebben. We maken dezelfde berekening maar met een “delta” van 83: 83 aandelen x +$2 = +$166.
  • Indien het aandeel nu zou dalen van $63.50 naar $60.20. En we maken de berekening voor 100 aandelen: 100 aandelen x -$3.30 = -$330.
  • Stel nu dat we een short positie zouden hebben in aandelen. De “delta” is dan negatief. Als we 200 aandelen geshort hebben en het aandeel daalt van $63.50 naar $60.20. We maken de berekening: -200 aandelen x -$3.30 = +$660.

profitlossgraph2.jpgDit klinkt allemaal vrij eenvoudig. Bij aandelen blijft onze delta steeds gelijk aan het aantal aandelen. De delta is dus een statische factor. Dat betekent dus ook dat we steeds aan hetzelfde tempo geld zullen verdienen of verliezen. Want per aantal punten dat het aandeel stijgt, zullen wij telkens het “aantal delta” x “aantal punten” verdienen of verliezen.

Bij opties zal delta niet “constant” blijven. Bij opties zal de “profit and loss graph” dus geen “mooie rechte lijn” zijn.

Hier zien we 200 aandelen AMD. De positie is dus “200” of de delta is 200. Het aandeel stijgt 2.64 punten. De winst op de positie is 200 x +$2.64 = +$528.

Schermafbeelding 2020-05-05 om 00.53.14.png

De “profit and loss graph” voor deze long positie in aandelen.

Schermafbeelding 2020-05-05 om 00.57.37.png

Opties en delta’s

Wees je ervan bewust dat elk optiecontract steeds inspeelt op 100 aandelen. Dus op expiratie zal dit zich vertalen in de uitvoering van optiecontracten die ITM eindigen. 

Tussentijds zullen opties ook in prijs veranderen, maar die prijsverandering is geen letterlijke vertaling van 100 aandelen. Niet elke optie zal een “delta tegenwaarde” hebben van 100. 

Dit is niet zo eenvoudig voor beginnende optiebeleggers. Maar opties vertegenwoordigen een bepaald aantal delta, en aandelen ook. Hoe een “aantal aandelen” (delta blootstelling) verandert in prijs is een goede maatstaf om de de delta blootstelling bij opties te leren begrijpen.

Als we een optie in portefeuille hebben dan kunnen we daar dus ook over denken alsof het een bepaald “aantal delta” vertegenwoordigd (maar op expiratie altijd 100, voor ITM opties. En 0 voor OTM opties).

De praktijk erbij nemen is altijd het beste leermiddel. We nemen er nog eens de opties bij. We starten met call opties, deze keer op Microsoft (MSFT). We namen alle beschikbare uitvoerprijzen voor de looptijd met expiratiedatum 19 juni 2020. Uitvoerprijzen lopen van 50 tot 250.

Schermafbeelding 2020-05-04 om 21.53.06.png

We weten niet waar de koers juist stond op het moment van het screenshot. Maar we zien wel dat voor de strike 180, de biedprijs (1e kolom) gelijk is aan de “time value” (voorlaatste kolom). 7.70.

We leerden in het artikel over moneyness dat deze optie dus OTM is. Dus de koers stond lager dan 180, maar hoger dan 175. We leerden in die post hoe we via de “extrinsieke waarde” en “de biedprijs” van een optie, ook de “intrinsieke waarde” konden berekenen, om zo te weten te komen hoeveel de koers van het aandeel bedroeg.

Voor de call 175 is de biedprijs 10.45 en de “extrinsieke waarde” (of “time value”) is hier 7.03. De “intrinsieke waarde” bedraagt dus 10.45 – 7.03 = 3.42. De call 175 heeft dus 3.42 intrinsieke waarde. Of is voor 3.42 punten ITM. De koers staat dus op 178.42.

Dat betekent dus ook dat de call 180 dichter ATM is, dan de call 175. 

Observatie

Als we nu gewoon eens kijken naar al die uitvoerprijzen en de delta waarden vergelijken, dan zien we dat de delta’s hoger worden hoe dieper we ITM gaan (delta wordt hier 1.00 voor uitvoerprijzen 50 tem 75). En dat delta afneemt hoe verder we OTM gaan. De call met uitvoerprijzen 210 tem 250 hebben een delta die kleiner is dan 0.10. 

Om de relatie “delta blootstelling bij opties”, en “delta blootstelling bij aandelen” beter te interpreteren, dienen we de delta met 100 te vermenigvuldigen. Een gekochte call optie met delta 0.20 zal bewegen zoals 20 gekochte aandelen (beiden vertegenwoordigen een “20 delta long positie”).

Als we naar de delta waarden van puts kijken, zien we dat deze omgekeerd lopen aan de delta’s van call opties en ook voorafgegaan worden door een minteken. De put met uitvoerprijs 250 zou dus een delta hebben van -1.00 (-0.992). En de put met uitvoerprijs 50 een delta van -0.01 (hieronder 0.000).

Schermafbeelding 2020-05-05 om 01.13.51.png

Een call optie zal veranderen in prijs met de waarde van de delta, per punt dat het aandeel daalt of stijgt. Stijgt de onderliggende waarde met 1 punt, dan wordt de call optie de waarde van de delta, meer waard. Daalt de onderliggende waarde met 1 punt, dan wordt de call optie de waarde van de delta, minder waard.

We gaan dit even bekijken voor de call opties. Stel de call met uitvoerprijs 160, deze heeft een delta van 0.80 (0.801) en de “mid price” voor deze optie is 21.23. Als de koers van het onderliggende aandeel (hier Microsoft) stijgt met 1 punt. Dus van $178.42 naar $179.42. Dan zal deze call optie (met uitvoerprijs 160) 0.80 meer waard worden: 21.23 + 0.80 = 22.03. 

Schermafbeelding 2020-05-07 om 23.16.00.png

Als het aandeel nu echter zou gaan dalen met 1 punt, dus van $178.42 naar $177.42 dan zal de call optie minderen in prijs, met de waarde van de delta. 21.23 – 0.80 = 20.43.

Dit is relatief analoog met aandelen, waar de delta ook zal bepalen hoeveel onze positie “rijker” of “armer” zal worden. Maar, en dit is opnieuw heel belangrijk. Bij opties zal de delta wél veranderen. Opties zijn namelijk ook hefboomproducten, en het is die veranderende delta die eigenlijk zorgt voor het non-lineaire verloop van winst of verlies. 

Bij aandelen blijft de delta steeds hetzelfde, dus zal winst of verlies ook lineair verlopen.

Hoe en waarom die delta nu juist verandert bij opties? Onthoudt misschien al dat “gamma” hier verantwoordelijk voor zal zijn. En als je de “gamma” bekijkt op bovenstaand screenshot zul je ook zien dat die toeneemt voor opties ATM, en afneemt voor opties ITM en OTM.

Put opties en delta

Laat ons ook nog eens een kijkje nemen bij de put opties. 

We zien hier dat de hoge uitvoerprijzen ITM zijn, en de lage uitvoerprijzen OTM (omgekeerd zoals bij de calls dus). Het moet ook opvallen dat de delta hier voorafgegaan wordt door een minteken. Met een gekochte call optie spelen we in op een stijging (delta long), met een gekochte put optie spelen we in op een daling (delta short).

Schermafbeelding 2020-05-04 om 23.11.47.png

Als we als voorbeeld opnieuw dezelfde uitvoerprijs nemen. Namelijk de put met uitvoerprijs 160, dan zien we een delta van -0.20 (-0.199) en een “mid price” van 3.09. Als de koers van de onderliggende waarde hier met 1 punt gaat stijgen. Dan zal de put 3.09 – 0.20 waard worden. Dus 2.89. Het aandeel stijgt, de put optie verliest waarde.

Schermafbeelding 2020-05-07 om 23.21.49.png

Indien de koers van de onderliggende waarde daalt met 1 punt dan zal de put in waarde stijgen. 3.09 + 0.20 = 3.29. Het aandeel daalt, de put optie stijgt in waarde.

Afhankelijk van de positie die wij innemen, het kopen of schrijven van opties. Zal delta in ons voor- of nadeel spelen. En dit als gevolg van beweging in de koers van het onderliggende aandeel.

We kunnen dit alvast opnieuw samenvatten in een eenvoudige tabel:

Long Call

Short Call Long Put Short Put
Delta Long Delta Short Delta Short

Delta Long

We kunnen ook onthouden dat delta’s ATM (zowel voor calls als puts) waarden hebben van rond de 0.50 (-0.50 voor puts). Dat delta’s oplopen naarmate we dieper ITM gaan (met een minteken erbij voor de put opties). En dat delta’s kleiner worden hoe verder we OTM gaan (met een minteken erbij voor de put opties).

De moneyness van onze optie zal dus ook de delta blootstelling bepalen.

Gamma en andere Griekse variabelen

Dit lijkt me relatief eenvoudig allemaal. Het enige lastige is dus dat die delta telkens verandert. En dat gebeurd dus door middel van “gamma”. Net zoals de optieprijs onderhevig is aan delta, zal de delta onderhevig zijn aan gamma.

Bij aandelen hebben we geen “gamma” enkel delta. Delta en gamma bij opties, zijn wat we noemen “Griekse variabelen”. We zullen hier nu niet dieper op ingaan, maar die “Griekse variabelen” leren of zeggen ons telkens iets over de gevoeligheid van de optie tegenover een bepaalde parameter die verandert.

Alle Griekse variabelen staan in functie van de optieprijs. Enkel gamma staat in functie van delta. Gamma is wat we noemen een “secundaire Griekse variabele”. De andere Griekse variabelen hieronder zijn allemaal “primaire Griekse variabelen” (delta, theta, vega, rho). 

Schermafbeelding 2020-04-13 om 13.56.01.png

Ondertussen zijn we relatief bekend met 3 van de 4 Griekse variabelen die we praktisch het meest zullen gebruiken. Enkel vega en rho moeten we nog onder handen nemen.

Rho hanteren we in de praktijk niet (ik toch niet). Het is wel handig om te weten wat er zal gebeuren met de prijzing van opties onder invloed van een daling of stijging van de “risk free interest rate” (de rente dus).

Volgende stap: Wat we opnieuw kunnen doen is voor dezelfde uitvoerprijzen, maar verschillende looptijden, de delta’s vergelijken. We kunnen deze vergelijking maken voor ATM, ITM en OTM opties.

Opties ATM (calls hier licht OTM, puts licht ITM)

Hier valt de delta afwijking tussen korter lopende en langer lopende opties goed mee. We zien bij de calls de delta oplopen hoe langer de looptijden. En bij de puts zien we delta afnemen hoe langer de looptijd. 

Schermafbeelding 2020-05-04 om 23.41.48.png

Call ITM, Puts OTM

Ook hier vallen de afwijkingen tussen kortlopende delta en langlopende delta goed mee. 

Schermafbeelding 2020-05-04 om 23.42.18.png

Calls OTM, Puts ITM

En hier zien we toch stevig afwijkende delta’s. Voor de mei 2020 calls delta 0.03, maar voor de september 2022 calls delta 0.50!

Voor de puts met expiratie mei 2020 delta -0.97 en de september 2022 puts delta -0.499. 

Schermafbeelding 2020-05-04 om 23.43.04.png

Andere interpretatie van delta

Een andere manier hoe delta geïnterpreteerd kan worden (en voor die langere looptijden is dat wel interessant). De waarde van de delta (x100) kan gezien worden als de kans (in %) dat de optie ITM zal eindigen op expiratie.

We gaan er daarbij vanuit dat een kortlopende optie ATM een delta zal hebben van 50 (voor een call en -50 voor een put optie. Maar bij deze interpretatie laten we het minteken even weg). 

Dus een optie die ATM is heeft 50% kans om ITM te eindigen en 50% kans om OTM (niet ITM) te eindigen. Dat klinkt heel logisch, daarover hadden we het ook al in onze post over “moneyness” en waarom de “extrinsieke waarde” het grootst is ATM. Omdat zich daar het heetst van de “time-decay” strijd afspeelt.

Opties die voor expiratie reeds ITM liggen maken dus een hogere kans om ook ITM te expireren. En hoe verder een optie OTM ligt, hoe kleiner de delta, dus hoe kleiner de kans dat zo’n optie nog ITM zou eindigen.

Conclusie

Als we goed begrijpen hoe “delta” bij aandelen werkt, dan kunnen we ook makkelijk begrijpen hoe “delta” bij opties werkt. Het enige verschil is dat delta’s bij aandelen niet veranderen, ze blijven steeds gelijk aan het aantal aandelen of de positie in aandelen. Bij opties is dit niet zo.

De delta zal veranderen onder invloed van gamma. Dit is de reden waarom opties hefboomproducten zijn. Die hefboom kan in ons voordeel spelen (bij gekochte opties) of in ons nadeel spelen (bij geschreven opties).

Long Call

Short Call Long Put Short Put

Delta Long

Delta Short Delta Short

Delta Long

Gamma Long Gamma Short Gamma Long

Gamma Short

Als we een gekochte call hebben en het aandeel gaat stijgen, dan zal de call meer waard worden, maar ook de delta zal stijgen. 

Als we een call OTM kochten dan zal de delta lager zijn dan 0.50, stijgt de koers van het aandeel boven de uitvoerprijs van de call optie dan zal deze ITM komen, de delta zal dan groter worden dan 0.50. Onze winst zal dus telkens stijgen per punt dat het aandeel stijgt, omdat de delta ook stijgt. Bij aandelen is dit dus niet het geval.

En omgekeerd. Indien we een call kochten, en de koers van het aandeel gaat erna dalen. Dan zal de call optie minderen in waarde, maar ook de delta zal minderen in waarde. Waardoor we telkens aan een trager tempo verlies opbouwen. Bij aandelen is dit niet het geval. 

Voor een gekochte put optie werkt het voordeel van de gehefboomde delta bij daling. En bij een stijging van het aandeel zal de put optie minder waard worden, maar de delta-blootstelling zal ook minderen. 

Bij geschreven opties werkt dit dan weer in ons nadeel (gamma short). Bij een geschreven call en bij een blijvende stijging zal de delta blootstelling groter worden en meer in ons nadeel gaan spelen. Bij een geschreven put en bij een blijvende daling zal de delta blootstelling ook groter worden en meer in ons nadeel gaan spelen. Bij aandelen is dit niet het geval.

Volgende stap

photo-1574102340887-9e6a1f78044c.jpegWe gingen hier nu opnieuw uit van theoretische voorbeelden waarbij we de aandelenprijs laten stijgen en dalen en zo een idee te krijgen van hoe de waarde of prijs van opties zal veranderen. We houden geen rekening met het verloop van tijd. Die tijd hebben we in onze theorie even “op pauze” gezet.

In een volgende fase zullen we dan eerst verschillende aandelen en optie reeksen erop gaan vergelijken met elkaar. Aandelen die noteren aan dezelfde prijs, waarbij we opties vergelijken die dezelfde looptijd hebben en dezelfde uitvoerprijs. 

Hoe komt het dat call opties op het aandeel ABC met uitvoerprijs 20 en een looptijd van 200 dagen bijna dubbel zo duur geprijsd worden als opties met uitvoerprijs 20 en ook een looptijd van 200 dagen op het aandeel DEF (terwijl de koers van ABC en DEF wel hetzelfde is)? 

Heeft dat iets te maken met het fundamentele verhaal, de bedrijven achter de tickercodes? Dat zullen we verkennen in een volgend hoofdstuk.

Risico en impliciete volatiliteit

We zullen dan kennis maken met “impliciete volatiliteit”. Een serieuze horde voor de beginnende belegger, maar zelfs de gevorderde optiebelegger heeft hier een aardige kluif aan. photo-1515628640587-603301d8a4d4.jpeg

Ook de profit loss curves zouden we moeten bekijken. Zo kan men het non-lineaire verloop van winst en verlies ook beter begrijpen voor gekochte en geschreven optie-posities.

Tijd en prijsverandering eerst als constante factoren beschouwen is zeer handig in ons leerproces:

  • Of de tijd staat stil, en we simuleren prijsverandering.
  • Of de prijs staat stil, en we simuleren verloop van tijd.

Als we beide parameters (tijd en prijs) terug op “start” zetten. Dan kunnen we observeren hoe optieprijzing dan zal verlopen. De derde factor die ook een hoofdrolspeler zal blijken in de prijzing van opties zal dus die “impliciete volatiliteit” zijn.

Geplaatst in Uncategorized | Tags: , , , , , , , , , | 1 reactie

Time decay

In een vorige post maakten we kennis met de “intrinsieke” en “extrinsieke waarde” van een optie. Op expiratie hebben opties enkel nog intrinsieke waarde, geen extrinsieke waarde meer. En opties die ATM en OTM noteren bestaan altijd uit extrinsieke waarde, deze opties zullen dus waardeloos zijn op expiratie.

photo-1509909756405-be0199881695.jpegDe “extrinsieke waarde” component in de prijs van een optie wordt bepaald door twee factoren. “Tijd” of “looptijd” van de optie en risico of “impliciete volatiliteit”. Deze factoren zullen de prijs van een optie, althans het stuk “extrinsieke waarde” dus laten stijgen (opblazen) of laten dalen (aflaten).

Daar zullen we later nog verder op ingaan, want dit vormt een cruciaal onderwerp wanneer we in de praktijk aan de slag gaan met opties. Het is belangrijk dat we ons een beeld kunnen vormen van deze factor risico vertaald als “impliciete volatiliteit”. Gelukkig zijn er veel tools die ons hierbij kunnen helpen.

Time decay (als % op jaarbasis)

In deze post leerden we dat “time value” over de looptijd of levensduur van een optie verdwijnt uit de optie of uit de waarde van de optie. De optie ontwaart op dagelijkse basis. Dit fenomeen heten we “time decay”. “Time decay” beschrijft dus het tempo waaraan “time value” uit een optie verdwijnt.

time-decay-example.pngWat heel belangrijk is om te begrijpen is dat “time decay” NIET volgens een lineair proces verloopt. “Time value” verdwijnt namelijk niet altijd aan hetzelfde tempo uit een optie. Dit tempo neemt toe naarmate de expiratie nadert. En dit effect is sterker voor opties die zich in de ATM-zone bevinden.

Hoe komt dat? Voor opties die zich in de ATM-zone bevinden wordt expiratie een heel belangrijke datum. Expiratie zal namelijk bepalen of de opties alsnog ITM of OTM zullen expireren. Indien een optie heel dicht ATM expireert zal ze hoe dan ook niet veel waarde meer hebben. OTM zal ze op expiratie waardeloos zijn en indien ze voor een paar centen ITM is, zal dat de waarde zijn. Een optie die ITM expireert heeft natuurlijk andere gevolgen dan een optie die OTM expireert. Een ITM optie wordt uitgevoerd na expiratie.

Hoe verder een optie ITM ligt of hoe verder een optie OTM ligt, hoe groter de kans dat deze ook ITM of OTM zal expireren, maw. waar zijn “moneyness” op dat moment is. 

De factor looptijd speelt hier natuurlijk ook een belangrijke rol in. Een langere tijdsperiode kan deze kans op behoud van moneyness meer in de war sturen, dan een kortere tijdsperiode. Maw. over een langere periode van tijd kan het alle kanten uit, op een korte periode van tijd is de kans op zo’n scenario veel kleiner. 

Ook events die de koers in een bepaalde richting kunnen duwen (verwacht risico), waardoor “impliciete volatiliteit” meer op de voorgrond zal treden, zijn van invloed op de prijzing natuurlijk.

ATM opties bevinden zich in de “alles of niets zone”. Of ze expireren waardeloos, of ze expireren met waarde, vandaar dat het effect van “time decay” daar sterker is.

Time decay is een non-lineair proces (de ijsblok)

photo-1580472339018-4c95faabcc10.jpegDe beste manier om “time decay” te begrijpen is aan de hand van een voorbeeld dat heel vaak gebruikt wordt. De “extrinsieke waarde component” van een optie (of de “time value”) wordt dan voorgesteld door een ijsblok. 

Die ijsblok zal smelten over de loop der tijd. In de context van opties: de tijdswaarde in een optie zal smelten over de looptijd van het optiecontract.

Een grote blok ijs heeft de eigenschap zichzelf beter en langer koud te kunnen houden dan een kleine ijsblok. Hoe kleiner de ijsblok dus wordt, hoe sneller hij zal smelten. Dit is een hele mooie analogie met hoe “time decay” werkt bij opties of op welke manier “time value” uit een optie sijpelt. Hoe dichter we naderen bij expiratie, hoe groter de time-decay wordt en dit effect versterkt voor opties die zich in de ATM-zone bevinden. 

Time decay in de praktijk

Als we dus opties met verschillende looptijden, maar wel met dezelfde uitvoerprijzen (of moneyness) gaan vergelijken, dan zullen we zien dat “time decay” hoger is voor korter lopende opties, dan voor langer lopende opties. Mocht “time decay” aan hetzelfde tempo gaan voor langlopende als voor kortlopende optiecontracten, dan zou “time decay” dezelfde waarde hebben, maar dat is dus niet het geval.

Schermafbeelding 2020-05-02 om 00.42.52.png

We kunnen de data samenvatten in een tabel. We kunnen starten met de call optie die het dichtst ATM ligt, waar de “time decay” dus het grootst is. Dit is de call met strike 50.

Strike 50 (Time decay hier als “rendement op jaarbasis”):

Schermafbeelding 2020-05-04 om 15.53.47.png

Hoe korter de looptijd, hoe hoger de “time decay” voor een optie met dezelfde uitvoerprijs maar een verschillende looptijd.

Als we andere strikes gaan vergelijken met verschillende looptijden dan zien we hetzelfde “fenomeen”. De waardes zullen echter lager liggen, hoe verder we OTM of ITM gaan. De “extrinsieke waarde component” wordt immers alsmaar kleiner.

Je kan zelf ook nog eens kijken naar put opties. Daar zien we hetzelfde zoals bij call opties.

Schermafbeelding 2020-05-02 om 00.43.09.png

De praktijk (alles beweegt en verandert)

In de praktijk is alles dynamisch. In de theorie werken we met statische voorbeelden (momentopnames). Screenshots van opties staan stil. In de praktijk, wanneer we gaan handelen, is de markt open, en bewegen prijzen non-stop. In dit filmpje kan je de prijzing van opties in realtime bekijken (AEX-opties tijdens een ECB-speech).

Maar voor ons, als belegger en eenmaal wij een positie hebben (zij het nu aandelen of opties), dan zal daarna de prijs veranderen (en dientengevolge onze ongerealiseerde winst- of verlies). De positie zal spreekwoordelijk met ons mee lopen of tegen ons lopen. 

Voor de opties waar wij een positie in hebben, zal prijsverandering van de onderliggende waarde, en dus ook de “moneyness” van onze opties veranderen. En daardoor kunnen de componenten intrinsieke en extrinsieke waarde ook veranderen. Kortom, de prijs van de optie zal veranderen, met alle gevolgen van dien. Een goed inzicht in opties kan ons enkel maar een beter beeld geven op de mogelijke gevolgen.

photo-1527248421642-a822971c9c4f (1).jpegIn theorie kunnen we moeilijk anders, dan met statische modellen werken. Maar in de praktijk verandert alles, dus op een gegeven moeten we hier ook rekening mee gaan houden in het theoretisch model of tijdens leerfases. 

Een fout die heel veel beginnende optiebeleggers maken is “te snel denken dat ze de materie goed onder de knie hebben”. Een soort van “intellectuele overmoed”?

Naar mijn idee en ervaring is het toch belangrijk dat als wij in de praktijk opties gaan kopen of schrijven wij ons beter ook bewust zijn van bijvoorbeeld “time decay” of “moneyness” van opties. Akkoord dat door meer ervaring onze kennis en ons inzicht daarover een alsmaar meer genuanceerde vorm zal aannemen. Maar stevige fundamenten zijn noodzakelijk om op te bouwen.

photo-1485402073834-c95f3eac2fcd.jpegEn we kunnen ook niets anders dan onze kennis over opties traag opbouwen. Omdat we letterlijk bouwen op voorgaande concepten of principes. Dit heeft dan weer alles te maken met de complexe wiskundige achtergrond van wat opties zijn, of hoe optieprijzing tot stand komt, en de vele “factoren” of “parameters” in die wiskundige formule die de prijs van opties zullen bepalen.

We kunnen deze formule als een wild dier op je loslaten, maar hoe ga je dan leren uit dat gevecht? Hoe zal je gemotiveerd blijven om te blijven leren? We trainen dus liever, schalen op. Dit is althans het doel van deze serie van posts die de beginnende optiebelegger sneller vooruit zou moeten helpen. Zodat je sneller een “genuanceerde kennis” kan opbouwen over wat opties zijn.

Later zullen we zien, wanneer we openstaande posities gaan managen, we ook heel erg rekening zullen moeten houden met bijvoorbeeld de “moneyness” van opties. Willen we gekochte opties die ATM liggen lang houden? Willen we geschreven opties die ATM liggen lang houden? De antwoorden op zo’n vragen zijn veel eenvoudiger dan het lijkt, als we een goed begrip en kennis hebben van de basis omtrent opties.

Hoe gek je op het einde ook gaat combineren. Je zal niets anders doen dan calls en/of puts, kopen en/of schrijven. De essentie herleidt zich dus tot deze vier basisstrategieën. En optie combinaties bestaan uit niet meer dan combinaties van deze vier basisstrategieën. Als je een deel niet kan managen, dan zal dat ook niet lukken met het geheel.

Conclusie

“Time decay” is dus een proces dat niet lineair verloopt. Het wegsmelten van tijdskrediet of extrinsieke waarde uit een optie versnelt naarmate expiratie nadert. En het effect van dit proces is van grotere invloed voor opties ATM, het effect neemt af naarmate opties verder OTM of ITM liggen.

photo-1542730876-206eabda479f.jpeg

In onze theoretische benadering werken we met statische beelden of momentopnames. In de praktijk beweegt alles, hier dienen we dus op een bepaald moment ook rekening mee te gaan houden in ons (vrij theoretisch) leerproces.

In de praktijk zal de aandelenprijs elk uur en elke dag veranderen, waardoor de moneyness van onze opties verandert, en dit zal op zijn beurt een effect hebben op de “extrinsieke waarde component “(time value) van de optie. Ook de “time decay” zal anders verlopen (sneller of trager), wanneer moneyness verandert. De praktijk is heel dynamisch, in een eerste fase kunnen we ons daar al minstens bewust voor trachten zijn.

“Time decay” werkt voor de koper van opties in zijn nadeel. “Time decay” werkt voor de schrijver van opties in zijn voordeel.

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Time-value voor expiratie en op expiratie

In deze post zullen we verder bouwen op wat we leerden in de drie voorgaande artikels.

We weten ondertussen dat de waarde van een optie (of de optieprijs) bestaat uit twee componenten: intrinsieke waarde en extrinsieke waarde. We weten ook dat enkel opties die ITM zijn, intrinsieke waarde hebben. En dat opties op expiratie enkel nog waarde zullen hebben indien die “intrinsieke waarde component” nog waarde heeft. De extrinsieke waarde zal op expiratie gereduceerd zijn tot 0, dus opties die ATM of OTM expireren, zullen waardeloos zijn (op expiratie).

De optieprijs verandert

photo-1468254095679-bbcba94a7066.jpeg

Optieprijzen zullen veranderen. Wie of wat is daarvoor verantwoordelijk? Opnieuw doen we er goed aan te starten bij aandelen. Wie of wat zorgt ervoor dat aandelen veranderen in prijs? 

De prijszetting en de handel erin natuurlijk. Maar wat is de oorzaak van prijszetting en handel? De hoofdreden is dat alle betrokken partijen winst of rendement voor ogen hebben. En daartoe gaan ze handelen (of handel voorzien). Zowel market makers als brokers, institutionele partijen, banken, fondsen, maar ook wij, particuliere beleggers.

De optieprijs zal ook veranderen, maar daarvoor is handel niet altijd noodzakelijk. Er bestaan opties waar helemaal geen handel in is, en toch veranderen deze van prijs. Om te begrijpen welke factoren van invloed zijn in de prijsverandering of prijsvorming van opties zullen we opnieuw stapsgewijs te werk gaan. Om alles makkelijker te begrijpen (in de theorie), gaan we werken met voorbeelden waarbij we telkens een bepaalde factor als constante zullen definiëren (in de praktijk zal dit een variabele zijn).

In de paar voorbeelden die we nu zullen gebruiken, zal de koers van de onderliggende waarde een constante zijn.

Looptijd

Als we de koers van het aandeel als een constante factor houden, dan kunnen we kijken naar wat er met de waarde of de prijs van opties gebeurd over hun looptijd. Dit is uiteraard een theoretische benadering. In de realiteit (of in de praktijk dus) zal de koers van het aandeel altijd bewegen en zullen optieprijzen ook veranderen onder invloed van die koersverandering (en ook andere factoren).

Als voorbeeld namen we call opties op Advanced Micro Devices (AMD). We gaan de prijzen van opties vergelijken, maar om het ook te vereenvoudigen, vergelijken we slechts 2 scenario’s. 

Schermafbeelding 2020-05-01 om 23.50.34.png

In de kolom hieronder vergelijken we:

  • Het “vandaag scenario” waarbij de opties nog een looptijd hebben van 49 dagen (kolom 3 hieronder). 
  • En het “expiratiedatum scenario” waarbij de opties enkel nog hun intrinsieke waarde zullen hebben (de laatste kolom). 

We gaan er ook even vanuit dat de koers “vandaag” en “op expiratie” op dezelfde stand van $49.89 zou staan. Of er tussentijds beweging is geweest in de aandelenprijs of andere factoren van belang waren in de prijzing van de opties is voor ons voorbeeld hier irrelevant.

We vatten de data die we willen gebruiken samen in een tabel:

Schermafbeelding 2020-05-04 om 08.11.31.png

De “time value” of “extrinsieke waarde” zal verdwijnen uit de waarde van de optie (van “vandaag” tot op “expiratie”. In de 4de kolom zien we die “time value”, gaande van 0.36 (voor strike 35) tot 0.54 (voor strike 65). 

De “time value” staat het hoogst voor de optie die het dichtst ATM is (de strike 50). De “time value” is hier 4.15. Strikes 50 of hoger zijn dus OTM en zuiver extrinsieke waarde. Strikes lager dan 50 zijn ITM, en hebben dus intrinsieke waarde én extrinsieke waarde, maar op expiratie enkel nog intrinsieke waarde.

Verstrijkende tijd doet “time value” uit opties verdwijnen

photo-1509048191080-d2984bad6ae5.jpeg

Volg me nu even in de volgende denkoefening. In bovenstaand voorbeeld hebben we gezien dat elke optie (of elke uitvoerprijs) een bepaalde “time value” in zich draagt. Maar alle opties hebben wel dezelfde looptijd (nog 49 dagen tot expiratie, DTE = 49). 

Die “time value”, verschillend voor elke uitvoerprijs, moet dus over dezelfde termijn (van 49 dagen) verdwijnen uit de optie. Daar die “time value waarden” niet overal hetzelfde zijn, zal dit dus uit een optie met een “hogere time value” sneller moeten verdwijnen dan uit een optie met een “lagere time value”. 

Voor de strike 35 die 0.36 time value heeft en de strike 50 die 4.15 time value heeft, is de looptijd telkens 49 dagen. Die time value (die verschillend is) moet er echter wel uit over de resterende looptijd (die hetzelfde is). Bij de strike 50 zal de time value er dus sneller uit moeten gaan dan bij de strike 35. 

Dit proces, waarbij TIME VALUE (tijdswaarde of extrinsieke waarde) verdwijnt uit de optie over zijn looptijd noemen we TIME DECAY (verval van tijdswaarde). 

Theta

Als we later de Griekse variabelen zullen bespreken, zullen we zien dat de Griek “Theta”, ons informatie geeft over deze “time decay”. Theta als waarde, toont ons hoeveel een optie dagelijks aan tijdskrediet of “time value” verliest (in een concreet voorbeeld verliest de call 50 hieronder, met een biedprijs van 4.15 dagelijks 0.045 tijdskrediet).

Schermafbeelding 2020-05-01 om 23.50.15 2.png

 Time Value (als %) – Rendement op jaarbasis

In onderstaand screenshot zien we in de kolom “time value”, de waarde van die “time value” of de extrinsieke waarde, berekent op basis van de biedprijs. Maar we zien daarachter ook een getal tussen haakjes uitgedrukt in %. Dit getal zegt ons ook iets over die “time decay”, maar wordt hier berekend op jaarbasis.

Schermafbeelding 2020-05-01 om 23.50.15 3.png

De call 50 heeft een “time value” van 4.15. Deze “time value” moet eruit over de komende 49 dagen. 4.15 van 50 is 8,3%. Die 8,3% is berekend op basis van 49 dagen. Als we dit extrapoleren naar 1 jaar. 8.3% / 49 dagen x 365 dagen = 61,83%. Ons programma geeft als waarde 61,93%. Een iets hogere waarde. Dit noemen we het “geannualiseerd rendement” of het rendement herberekent op jaarbasis.

Dit getal vormt een zeer goede maatstaf of parameter voor ons om later bijvoorbeeld te gaan oordelen of we een positie willen houden al dan niet. Een te hoge of te lage waarde kan namelijk een risico vormen bij een gekochte of geschreven optie. Willen we een gekochte optie waarbij de time decay hoog is, lang houden?

Even stilstaan terug. We gingen hier uit van een voorbeeld waarbij de koers van het aandeel niet meer beweegt over zijn looptijd van nog 49 dagen. We begrijpen dat de “extrinsieke waarde” over de looptijd van de optie zal verdwijnen uit de waarde (of de prijs) van de optie. Dit proces noemen we “time decay”. We kunnen deze waarde uitdrukken in % herberekent op jaarbasis, het “geannualiseerd rendement”.

Over “rendement op jaarbasis” in de context van opties en tijdskrediet of time value, schreef ik ook in deze post. 

Toepassing in de praktijk

photo-1537134394103-214adc4bd836.jpeg

Hoe vertalen we dit al praktisch. Als wij 100 aandelen AMD in bezit hebben. En wij schrijven 1 call optie 50 op onze aandelen (die nu noteren aan $49.89). Dan zouden wij 8.3% premie kunnen verdienen op 49 dagen. 

We nemen dan wel de plicht op ons de aandelen te leveren aan de vooraf afgesproken prijs van 50. Indien de aandelen binnen nu en 49 dagen opnieuw rond de 50 zouden noteren, dan zouden wij daar een goede zaak aan gedaan hebben.

In een theoretisch model waarbij we om de 50 dagen call opties gaan schrijven op aandelen in bezit, zouden we zo bijna 62% van ons geïnvesteerd kapitaal kunnen terug verdienen op jaarbasis. Dat klinkt heel aanlokkelijk (in theorie). 

Theorie versus praktijk

photo-1518186285589-2f7649de83e0.jpeg

In de praktijk zullen koersen natuurlijk nooit zo strak zijwaarts bewegen over een periode van 49 dagen. Wat echter wel een plausibel scenario vormt, is dat een koers over een periode van 49 dagen kan fluctueren en een bepaald niveau meerdere malen gaat passeren.

Praktijk en theorie kunnen dan misschien onvergelijkbaar zijn, maar om opties en in dit geval de prijzing van opties over verloop van tijd te leren begrijpen, dienen we met een eenvoudig model te starten. De factor “koersverandering” hielden we hier constant, in praktijk is dit weinig realistisch.

Conclusie

In een theoretisch model waarbij de koers van de onderliggende waarde constant blijft over de looptijd van de optie, zien we dat de extrinsieke waarde component van die optie gereduceerd wordt tot nul over zijn looptijd. We noemen dit proces “time decay”. 

Hoe sterk dit effect is, hangt af van de moneyness van een optie. Opties ATM hebben een hogere “time decay” dan opties ITM en OTM.

photo-1477244075012-5cc28286e465.jpeg

In praktijk zal de koers van de onderliggende dagelijks veranderen, en zal ook de “moneyness” van onze optie veranderen. Daartoe hoeven opties niet per sé van ITM naar OTM te gaan of omgekeerd, zo drastisch hoeft het niet. Maar gezien de koers van de onderliggende waarde verandert, zal ook de verhouding met de uitvoerprijs van de optie veranderen, en die bepaald tenslotte de moneyness van de optie, en uiteindelijk ook de waarde of prijs van de optie.

In het AMD voorbeeld hierboven vergeleken we twee momentopnames met elkaar. We vergeleken het “vandaag scenario” met het “expiratiedag scenario” en we gingen er ook vanuit dat de koers op beide momenten op dezelfde waarde zou staan. 

We hielden dus geen rekening met het “tussentijds scenario”. Om “time decay” of “het proces van verlies van time-value” beter te begrijpen, moeten we uiteraard ook met dit tussentijds scenario rekening gaan houden. Op die manier zullen we dan helemaal begrijpen hoe extrinsieke waarde verdwijnt uit de waarde van een optie over zijn looptijd. 

Voorlopig blijven we nog werken met voorbeelden waarbij de koers, over de looptijd van de optie, niet verandert. Handig in theorie, maar onbruikbaar in de praktijk.

Hoe “time decay” in het “tussentijds scenario” evolueert, bekijken we van naderbij in een volgend artikel.

Volgende stap

Wat we nu ook al kunnen doen. Is vanaf deze situatie gaan extrapoleren, naar meerdere looptijden. Dus niet enkel opties met 49 dagen looptijd, maar ook opties met minder en meer looptijd. Liefst vergelijken we gewoonweg alle (of zoveel mogelijk) opties. Vanuit educatief standpunt is observatie een krachtig leermiddel.

Schermafbeelding 2020-05-02 om 00.45.34.png

We zien hierboven opnieuw AMD opties, maar ook met kortere looptijd (13 dagen) en langere looptijden (76, 167 en 259 dagen). Time value (of extrinsieke waarde) zal altijd groter zijn (nominaal) voor een langere looptijd als we dezelfde uitvoerprijzen vergelijken. Voor opties die ATM zijn zal dit prijsverschil (tussen lange en korte looptijd) significant zijn.

En “time decay” neemt af voor opties die langere looptijden hebben. Dit lijkt vrij logisch allemaal. Als we extrinsieke waarde vertalen als waarde bepaald door “resterende levensduur” (DTE) en “risico op prijsverandering” (impliciete volatiliteit). Dan is het logisch dat deze component duurder ingeprijsd wordt voor opties met een langere looptijd.

We kunnen de betreffende data samenvatten in een tabel voor strike 50:

Schermafbeelding 2020-05-04 om 08.18.09.png

Time value zal oplopen voor opties met een langere looptijd.

Time decay zal oplopen voor opties met een kortere looptijd. 

Time-decay van naderbij bekijken doen we in een volgend artikel.

Geplaatst in Uncategorized | Tags: , , , , , , | Een reactie plaatsen

Intrinsieke en extrinsieke waarde van opties

In de vorige post zagen we dat opties “moneyness” hebben. Opties kunnen at-the-money (ATM), in-the-money (ITM) en out-the-money (OTM) zijn. De “moneyness” van een optie bepalen is geen “rocket science”, want het is eenvoudigweg een relatie tussen “de uitvoerprijs of strike price” van een optie en “de koers” van de onderliggende waarde. 

Schermafbeelding 2020-04-13 om 14.01.32.png

Als we echter starten met opties dan maken we kennis met veel nieuwe termen en begrippen. Het is dus ook “normaal” dat we ons in deze fase nog “vergissen”. Als we in de praktijk met opties aan de slag gaan, betalen we onze fouten cash en dat vermijden we liever. Dus we willen ons goed voorbereiden op die praktijk.

Intrinsieke waarde

Wat is intrinsieke waarde en wat betekent het voor een optie?

We zagen dat enkel opties INThe money INTrinsieke waarde in zich dragen. Daartoe is het dus van cruciaal belang goed te weten wanneer een optie wél en wanneer niet ITM vertoeft.

Eenmaal gedetermineerd of een optie ITM is, dan kunnen we ook de intrinsieke waarde op een eenvoudige manier berekenen: 

  • Voor een call optie is dit: “de koers van de onderliggende waarde” – “de uitvoerprijs van de optie”
  • Voor een put optie is dit: “de uitvoerprijs van de optie” – “de koers van de onderliggende waarde”

Opties ATM en OTM hebben GEEN intrinsieke waarde

Als we een call optie nemen die OTM is. Een call optie met uitvoerprijs 30, terwijl de koers 25 staat bijvoorbeeld. Als we de intrinsieke waarde berekenen. 25 – 30 = -5. Intrinsieke waarde kan nooit een negatief getal zijn. Dus de intrinsieke waarde voor een call optie OTM is 0.

Het aandeel stijgt van 25 naar 30. De call optie met uitvoerprijs 30 is nu ATM. We berekenen de intrinsieke waarde. 30 – 30 = 0. Ook callopties ATM hebben geen intrinsieke waarde.

Stijgt het aandeel boven de 30 uit, de uitvoerprijs van de calloptie. Dan pas zal de call optie intrinsieke waarde in zich dragen. Met een koers op 30.30 zal de call optie 0.30 (30.30 – 30) intrinsieke waarde hebben. Staat de koers op 35.50, dan zal de call optie 5.50 (35.50 – 30) intrinsieke waarde in zich dragen.

Schermafbeelding 2020-04-14 om 00.56.42.png
We kunnen dezelfde redenering maken voor een put optie met uitvoerprijs 30, terwijl de koers 25 staat. Hier starten we dus vanaf een situatie waarbij de putoptie reeds intrinsieke waarde heeft. We berekenen: Met een koers op 25, heeft de put met uitvoerprijs 30, een intrinsieke waarde van 5 (30 – 25). 

Stijgt het aandeel naar 30, dan zal de putoptie ATM komen. 30 – 30 = 0 intrinsieke waarde. Stijgt het aandeel boven de 30 uit, dan zal de put optie OTM komen te liggen. Met een koers op 33.40 zal de intrinsieke waarde 30 – 33.40 = -3.40 bedragen. Intrinsieke waarde kan niet negatief zijn, dus deze optie heeft bij een koers op 33.40 geen intrinsieke waarde.

Prijs van de optie vergelijken met haar intrinsieke waarde

options-pricing-1024x576.pngEenmaal we weten hoe de intrinsieke waarde van een optie te berekenen, kunnen we de prijs van de optie vergelijken met deze intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde berekenen vormt voor ons geen probleem meer. Of een optie intrinsieke waarde heeft, hangt af van haar “moneyness”. Moneyness begrijpen we in deze fase. En alles wat een optie meer waard is dan zijn intrinsieke waarde, dat noemen we “extrinsieke waarde”.

Als we nu echter de “prijs van de optie” (of wat ze waard is) gaan bekijken, dan opnieuw moeten we hier eerst wat duidelijkheid in scheppen of “nuanceren”. Misschien is het een goed idee om opnieuw met aandelen te starten, en te kijken hoe de “prijs van een aandeel” tot stand komt.

De laatste prijs

We weten dat er op aandelen een “biedprijs” (bid) en een “laatprijs” (ask) gezet wordt. Indien twee partijen overeen komen te handelen met elkaar dan zijn bied en laatprijs op dat moment hetzelfde. Dus de “laatste koers” (last) aan dewelke er gehandeld werd, is de “laatste koers” toen de “biedprijs” en de “laatprijs” hetzelfde waren. 

Schermafbeelding 2020-05-01 om 15.40.58.png
Market makers spelen een hoofdrol in de prijszetting van aandelen (en uiteraard ook opties). “Market makers” maken letterlijk een markt (een plaats waar je handel kan drijven) door bied- en laatprijzen te afficheren.

photo-1510885428963-8362ed9167ce.jpeg

Als er even geen handel is (geen kopers of verkopers die opdagen), dan kan het zijn, dat bied en laatprijs een bepaalde richting uit gaat wandelen, terwijl de “laatste koers” daarvan kan afwijken. Bij aandelen is dit minder van belang, omdat er voor elk aandeel maar 1 aandeel is waar er handel in is. Bij opties zagen we dat dit anders is. Het is niet abnormaal dat er op 1 aandeel honderden  tot duizenden opties noteren. Die allemaal een “bied- en laatprijs” hebben (die gezet of geafficheerd wordt), zonder dat daarvoor elke paar seconden of minuten handel hoeft te zijn in een specifieke calloptie of putoptie.

In onderstaand voorbeeld zien we dat er enkel gehandeld werd in de put met uitvoerprijs 250. Die werd het laatst verhandeld voor 6.70. Bij alle andere uitvoerprijzen zien we de letter “c” voor de “laatste koers” staan. Dit is de sluit-prijs of slotkoers van de dag ervoor.

Schermafbeelding 2020-05-01 om 15.43.49.png

Schermafbeelding 2020-05-01 om 15.44.16.pngMet andere woorden. Vooral bij opties kan de “laatste koers” (waaraan een optie verhandeld werd), serieus afwijken van de – op dat moment heersende – bied- en laatkoers. Het is dus absoluut niet abnormaal dat er enkele dagen geen handel zou zijn in bepaalde call- of putopties, terwijl die opties wel (serieus) van prijs kunnen veranderen (omdat het aandeel ondertussen ook van prijs verandert).

Als we dus kijken naar de “prijs van de optie”, dan kijken we best NIET naar de “laatste koers”, of we vergelijken deze toch best ook met de huidige bied- en laatprijs.

Mid-price, koers spread, bied- en laatprijs

Als we de “prijs van een optie” willen weten dan kijken we best naar de bied- en laatprijs, daarna naar de spread. En dan naar de midprice. De kleinste spreads zijn die welke slechts 0.01 afwijken van elkaar. Grote koers spreads kunnen verschillende punten van elkaar liggen (bij optiehandel). Vooral tijdens hele volatiele momenten kan de koers spread enorm verbreden, waardoor actief handelen in opties letterlijk onmogelijk wordt. Dit zijn uitzonderlijke momenten en uiteindelijk is er altijd een later moment waarop zaken terug gaan stabiliseren.

We willen de prijs van een optie weten, omdat we deze opnieuw willen gaan vergelijken met iets (de intrinsieke waarde). Als we weten dat een optie intrinsieke waarde heeft, dan kunnen we ook kijken of de optie (of de optieprijs) meer waard is dan die intrinsieke waarde. Want (en dit is heel belangrijk) alles wat een optie meer waard is dan zijn intrinsieke waarde, dat is extrinsieke waarde.

Hoe de waarde van die “extrinsieke waarde” bepaald wordt, daar zullen we later nog uitvoerig op ingaan. In die berekening zullen de factoren “tijd” (of DTE) en “risico” (of “Impliciete Volatiliteit”) een hoofdrol spelen.

photo-1459257831348-f0cdd359235f.jpeg

We weten dat opties die ATM en OTM zijn, geen intrinsieke waarde hebben. Dus als deze nog wel waarde hebben, dan is deze waarde louter extrinsieke waarde. Voor de term “extrinsieke waarde” bestaan veel synoniemen de te pas en te onpas gebruikt worden. Daar die “extrinsieke waarde” opgebouwd wordt uit 2 componenten (tijd en risico) en we deze toch met 1 woord willen gaan definiëren, kan verwarring ontstaan. Synoniemen zijn: Tijdswaarde (time value), hope value, tijdskrediet, risicopremie.

De grootste fout die gemaakt wordt – en als je veel over opties leest kom je die fout regelmatig wel eens tegen – is dat de “extrinsieke waarde” van een optie gereduceerd wordt van het woord “risico-premie” tot enkel het woord “premie”. En dan ontstaat de verwarring dat de prijs van een optie, ook wel optiepremie (van het Engelse premium) genoemd, gelijk gezien wordt aan “extrinsieke waarde”. Daardoor ontstaat een vertroebelde indruk of beeld over opties. Omdat de prijs van een optie uiteraard ook “intrinsieke waarde” kan bevatten.

Praktijk

In de praktijk zullen we “optie-software” gebruiken, of de tools gebruiken die onze broker ons aanbiedt. En daar zal het wel van belang zijn dat we zien welke getallen de software met elkaar vergelijkt. Want je kan de “prijs van de optie” dus bepalen aan de hand van de “biedprijs”, de “mid-price” of  de “laatprijs”.

Schermafbeelding 2020-05-01 om 15.50.49.png

En er bestaan nog soorten van “prijs” waar we mee kunnen vergelijken. De “model prijs (model price)” (*) en de “””MM-price””” (**). Laat ons er even de praktijk bijnemen. 

Wat zien we in onderstaand screenshot? We zien:

  • Call opties
  • Met looptijd tem 1 mei 2020
  • Uitvoerprijzen 54 tem 75
  • De “bid” (biedprijs), “mid” (mid-price) en “ask” (vraagprijs) per uitvoerprijs
  • De “time value” of extrinsieke waarde van de optie

Schermafbeelding 2020-04-30 om 23.42.14.png

Hoe komen we aan die “time value” of “extrinsieke waarde”? 

We zien dat voor de uitvoerprijzen 56 tem 75 de “time value” (of extrinsieke waarde) van de optie gelijk is aan de “bid” (of biedprijs). Aangeduid door de witte rechthoeken. De “extrinsieke waarde” wordt hier dus berekend op basis van de “prijs van de optie“, maar dan meer specifiek op basis van de “biedprijs” van de optie

En daar we weten dat opties die ATM of OTM zijn, enkel extrinsieke waarde in zich dragen, weten we dus ook dat de koers van het aandeel lager stond dan 56 toen we het screenshot namen. Want, vanaf uitvoerprijs 55 is de “time value” niet meer gelijk aan de “bid”. De optie begint daar meer waard te worden dan enkel de “time value”. Die opties hebben dus naast extrinsieke waarde ook “intrinsieke waarde”. 

Als de intrinsieke waarde ook berekend wordt op basis van de biedprijs dan kunnen we deze bereken voor de calls met uitvoerprijzen 55 en 54. En zo een inschatting maken van de “huidige koers” van het aandeel.

Schermafbeelding 2020-05-01 om 15.58.22.png

De call optie 55 heeft 2.77 time value en de bid is 3.65. De “prijs van de optie” is dus 3.65. De “extrinsieke waarde” is 2.77. De “intrinsieke waarde” is 3.65 – 2.77 = 0.88. Als de call optie 55, 0.88 intrinsieke waarde heeft, dan moet de koers op 55.88 staan. Of de call optie 55 is voor 0.88 ITM.

We doen dezelfde oefening voor de call 54. Hier is de bid 3.90 en de extrinsieke waarde is 2.02. De intrinsieke waarde is dus 3.90 – 2.02 = 1.88. Wat de koers van het aandeel op 54 + 1.88 = 55.88 brengt. De call 54 is voor 1.88 ITM.

Double check. Dat klopt voor beide strikes 54 en 55.

Voorlopige conclusie

Het belangrijkste dat we hier dus willen onthouden.

We weten hoe de “intrinsieke waarde” van een optie te berekenen. En wat een optie in waarde meer waard is dan die intrinsieke waarde, dat is “extrinsieke waarde” (of 1 van de vele synoniemen die we daarvoor kennen). “Time value” is de term die ik zelf het meest gebruik. Extrinsieke waarde is dus ook sterk – zoniet volledig – gekoppeld aan tijd (DTE) en risico (impliciete volatiliteit).

Schermafbeelding 2020-04-30 om 00.34.57.png

Omgekeerd kunnen we de oefening ook maken. We kunnen de intrinsieke waarde berekenen, door de “prijs van de optie” (de “biedprijs” in ons voorbeeld) te vergelijken met de “time value” (of extrinsieke waarde).

Intrinsieke waarde (op expiratie)

Om intrinsieke waarde nog beter te begrijpen moeten we ook kijken naar wat “intrinsieke waarde op expiratie” betekent. Op expiratie is de tijdsfactor (DTE) immers gereduceerd tot 0. De “extrinsieke waarde” van een optie zal dan onvermijdelijk ook verdwenen zijn. De factor tijd speelt geen rol meer. En daar risico iets is wat zich kan afspelen over tijd, is er ook geen risicofactor meer die een belang speelt.

Wanneer opties expireren wordt dus gekeken naar de “uitvoerprijs van de optie” en de “koers van de onderliggende waarde bij sluiten” (slotkoers). Aan de hand daarvan wordt bepaald of een optie nog intrinsieke waarde had al dan niet. Want het is deze intrinsieke waarde die zal bepalen of een optiecontract op expiratie nog waarde zal hebben, al dan niet.

De oefening is hier relatief eenvoudig. Als wij een call optie kochten (een recht dus om aandelen te mogen kopen) aan een bepaalde vooraf afgesproken prijs (de uitvoerprijs), dan zal ons contract enkel waarde hebben als wij die aandelen kunnen kopen aan een lagere prijs dan de slotkoers van dat aandeel.

photo-1551135049-83f3419ef05c.jpeg

Een recht om aandelen te mogen kopen aan 60, terwijl de slotkoers 64 is. Zal 4 waard zijn. Sluit het aandeel op 62, dan is het het recht 2 waard. Sluit het aandeel op 60 (ATM) of lager (OTM), dan zal de optie expireren zonder intrinsieke waarde, en dus waardeloos zijn. Want “de tijd en risico-component” (extrinsieke waarde) zijn op dat moment ook gereduceerd tot nul. En wie zou nu aandelen willen kopen via het call optiecontract aan 60, terwijl ze lager noteren in de markt.

Beginners maken hier zeer snel de fout om een situatie “ver voor expiratie” te gaan extrapoleren naar een situatie “op expiratie”. En “intrinsieke waarde” op de expiratiedatum van een optie te gaan verwarren met de “huidige intrinsieke waarde” van een optie die nog heel wat looptijd heeft. 

Over de looptijd van een optie, zal de koers van de onderliggende waarde schommelen, dit zal ook van invloed zijn op de waarde of de prijs van opties. Dus het is best mogelijk dat een optie eerst wel intrinsieke waarde heeft (ITM) en later niet meer (ATM of OTM), of omgekeerd uiteraard.

Moneyness en expiratie

photo-1556742502-ec7c0e9f34b1.jpegEen eerste “optie-wetmatigheid” of regel die van kracht is, is dat opties die op expiratie nog intrinsieke waarde hebben, automatisch zullen uitgevoerd worden (daar hadden we het ook al over toen we de Amerikaanse en Europese stijl van opties in detail bekeken). Dientengevolge worden “rechten” en “plichten” die geldig waren bij het openen van optiecontracten van kracht. Op expiratie worden aandelen dus gretig van hand tot hand gewisseld door de uitvoering van optiecontracten.

Het valt dus ook niet te ontkennen dat er een omgekeerde wetmatigheid heerst in de financiële wereld, waarbij expiratiedata en uitvoerprijzen van derivaten (en hun openstaand aantal) soms eerder de prijs actie zullen gaan bepalen van de onderliggende waarde, dan dat fundamentele factoren hier (op dat moment) nog een prominente rol zouden spelen.

Extrinsieke waarde

Als we extrinsieke waarde beter willen begrijpen dan willen we ook de twee factoren beter leren kennen die hier een hoofdrol in zullen gaan spelen.

Tijd en risico

Wat hier heel goed aan dient begrepen te worden is dat risico een “potentieel scenario” is, dat zich kan afspelen over een “periode van tijd”. Hoe langer die “periode van tijd” (looptijd of bij opties DTE), hoe duurder een optie. Dit is het meest logisch ergens. 

photo-1552874624-448f857074ee.jpeg

Expiratie-dag is het onvermijdelijke moment waarop “de uitvoerprijs van de optie” en “de koers van de onderliggende” de strijdbijl zullen begraven. En in deze fase begrijpen we nu ook, dat het heetst van de strijd zal uitgevochten worden daar waar opties ATM zijn en hoe dichter we bij expiratie komen. Voor een optie bepaald zijn moneyness op expiratie “leven” (ITM) of “dood” (OTM).

Prijs (of waarde) van de optie

We begrijpen – in deze fase – dat de waarde van een optie bepaald wordt door “moneyness” en dat die verandert over tijd (of looptijd van het optiecontract). De prijs van een optie zal gedreven worden door nog andere factoren ook. Maar op expiratiedatum zullen enkel opties die ITM eindigen nog (intrinsieke) waarde hebben en betekenisvol zijn. 

Looptijd is het volgende aspect waarmee we aan de slag zullen gaan. Looptijd zal onvermijdelijk sterk verbonden blijven met risico. Omdat risico dus een potentieel scenario is dat zich kan afspelen over tijd (of de looptijd van het contract). 

Risico kan nog onderverdeeld worden ook. Er is “verwacht risico” (earnings bijvoorbeeld of een speech van de centrale bank) en “onverwacht risico”. Op dat eerste kan men zich voorbereiden (omdat het punt in tijd wanneer het risico zich zal voordoen bekend is), op dat tweede ook maar veel moeilijker (omdat het punt in tijd wanneer het risico zich zal voordoen onbekend is).

photo-1561900478-5001f6b4d8ed.jpeg

De extrinsieke waarde van een optie zal dus een vertaling zijn van het ingecalculeerde risico dat zich potentieel kan voordoen over de resterende looptijd van die optie. We kunnen dit ook zien als, “welke beweging er verwacht wordt (over de looptijd van de optie)”. We noemen dit ook de “market-makers expected move”. Verwachte volatiliteit, toekomstige volatiliteit of impliciete volatiliteit zijn ook synoniemen of begrippen die hier nauw bij aansluiten. Dit zijn “dynamische parameters” die ook kunnen veranderen over de looptijd van opties en opnieuw zal moneyness hier ook een rol in spelen.

Als we deze risicofactor of extrinsieke waarde factor onvoldoende begrijpen wanneer we opties gaan verhandelen (kopen of schrijven) dan kan dit tot ongewenste resultaten leiden. In eerste instantie moeten we ons dus vooral bewust zijn van de risico’s die deze instrumenten (opties) men zich meebrengen (door de complexiteit ervan), dan dat we na een slechte ervaring de opties zelf verantwoordelijk zouden gaan stellen voor onze verliezen.

Conclusie

We begrijpen hoe de intrinsieke waarde van een optie te bepalen. Al wat resteert is extrinsieke waarde. 

De prijs of waarde van een optie bestaat uit twee componenten: intrinsieke waarde en extrinsieke waarde. We weten hoe beide te berekenen. We leerden ook rekening te houden met welke data we juist aan het vergelijken zijn. Als we “de prijs van een optie” vergelijken met iets, dan kunnen we dat doen aan de hand van de “biedprijs, “de mid-price”, “de laatprijs” of de “model prijs”.

Hoe “extrinsieke waarde” juist bepaald wordt, daar zullen we later op ingaan, maar we begrijpen nu al dat de factoren “tijd” of DTE en “risico” (impliciete volatiliteit) een hoofdrol spelen hierin.

photo-1508780709619-79562169bc64.jpegOpties ATM en OTM hebben nooit intrinsieke waarde en zullen dus altijd waardeloos zijn op expiratie. Als koper doe je daar geen goede zaak aan, als schrijver uiteraard wel.

Enkel opties die ITM expireren zullen nog waarde hebben, namelijk “intrinsieke waarde”. Deze opties zullen ook automatisch uitgevoerd worden op expiratie. 

De laatste handelsdag voor maandopties is de derde vrijdag van de maand. De effectieve expiratie van de optiecontracten en de afhandeling door de broker gebeurd de dag erop, op zaterdag.

Geplaatst in Uncategorized | Tags: , , , , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Moneyness van opties (of, wanneer zijn opties at-the-money, out-the-money en in-the-money)

Een ander groot struikelblok voor beginnende optiebeleggers is de zogenaamde “moneyness” van opties. Er bestaat bij beginnende optiebeleggers heel wat verwarring over.

Nochtans dienen we het in deze fase opnieuw heel eenvoudig te houden.

Relatie uitvoerprijs en koers aandeel

We hebben reeds gezien dat er 2 soorten opties bestaan: call opties en put opties. En dat we die kunnen kopen, maar ook schrijven. We hebben geleerd dat opties contracten zijn tussen een koper en een schrijver en dat opties (of optiecontracten):

  • Een looptijd hebben (in het paars)
  • Een uitvoerprijs hebben (in het groen)
  • Aan een bepaalde prijs verhandeld worden (in het geel)

Schermafbeelding 2020-04-29 om 23.11.16.png

We maakten ook kennis met de begrippen “mid-price” en “spread” (of koers-spread).

Als wij nu een optie kopen of schrijven (een positie openen) dan staan er daarna een aantal zaken vast én er zijn ook een aantal zaken die zullen veranderen. 

Wat zal niet meer veranderen?

Volgende 3 zaken zullen niet meer veranderen eenmaal we een positie openen:

  1. De looptijd van de optie zal niet meer veranderen. Dat betekent dat de DTE (“days till expiration”) zal minderen met 1 per dag die er verstrijkt. Dat is een absolute zekerheid die we hebben.
  2. Ook de uitvoerprijs van de optie zal niet meer veranderen (*). (*) Bij een stock split of reverse stock split zullen uitvoerprijzen aangepast worden in functie van de koersverandering. Dit zijn eerder uitzonderlijke gevallen.
  3. Onze aankoopprijs (bij een “buy to open” positie) of onze verkoopprijs (bij een “sell to open” positie) zal ook niet meer veranderen. De prijs waaraan we verhandelden staat vast eenmaal de positie open staat (onze “instap-prijs”).

Looptijd, uitvoerprijs en instapprijs zullen dus “constanten” blijven (geen variabelen).

Wat zal wel nog veranderen?

De prijs van de onderliggende waarde zal veranderen, dat staat als een paal boven water. De koersen van aandelen fluctueren immers elke dag en over langere periodes zijn grotere schommeling niet abnormaal of ongewoon op de aandelenbeurzen.

Hier is nu het even heel belangrijk om diep adem te halen.

photo-1531637987854-a331f29be8fd.jpeg

Moneyness van een optie

De “moneyness” van een optie is niets meer en niets minder dan de relatie tussen de “uitvoerprijs van de optie” en de “koers van het onderliggende aandeel”.

Zoals een banaan slechts drie kleuren kan hebben: groen, geel en bruin. Hebben opties ook maar drie soorten van “moneyness”. 

Opties kunnen zijn:

  • At the money
  • In the money
  • Out the money

En dit wordt enkel bepaald door de relatie tussen: 

  • “uitvoerprijs optie” en 
  • “koers onderliggende”

De uitvoerprijs staat vast. Maar de koers verandert. Doordat de koers van de onderliggende waarde verandert kan dus ook de “moneyness” van de optie veranderen (van “kleur”).

Schermafbeelding 2020-04-29 om 00.29.22 2.png

At the money (ATM)

Als de aandelenprijs gelijk komt te staan met de uitvoerprijs van een optie, dan zeggen we dat de optie “at the money” is. Dit moet zowat het meest eenvoudig zijn om te begrijpen. Je vergelijkt twee cijfers. En als die hetzelfde zijn, dan zeggen we: “de optie is at-the-money”. Moeilijk kan dat niet zijn. 

Ik kocht een call optie met uitvoerprijs 50: 

  • Het aandeel noteert 49. Is de call optie at-the-money? Nee. 
  • Het aandeel noteert 51. Is de call optie at-the-money? Nee.
  • Het aandeel noteert 50. Is de call optie at-the money? Ja!

Een meer genuanceerde interpretatie zou zijn: Als enkel de uitvoerprijzen 40 en 45 beschikbaar zijn en het aandeel staat 43. Welke uitvoerprijs is dan ATM? Geen van beiden. Maar de uitvoerprijs 45 is wel dichter ATM dan de uitvoerprijs 40.

 

In the money (ITM) en out the money (OTM) 

Dit begrip is veel moeilijker uit te leggen aan beginnende optiebeleggers. Ook omdat beginners vaak veel te snel conclusies of abstracties willen gaan maken uit dit gegeven. Fout! We moeten deze materie heel eenvoudig benaderen.

Wat het hier moeilijk maakt is het feit dat er calls en puts bestaan. Voor dezelfde uitvoerprijzen zijn calls ITM waar puts OTM zijn. En calls zijn OTM waar puts ITM zijn. Beginnende beleggers gaan dit uiteraard verwarren (daar ze nieuw zijn met al deze begrippen, en vaak ook te snel abstraheren en daaruit foute conclusies trekken).

Schermafbeelding 2020-04-14 om 00.55.50.png

Bovenstaande tabel dienen we in de beginfase vanbuiten te leren (er zit weinig anders op).

Het is de aandelenprijs die verandert, de uitvoerprijs van de optie verandert niet meer na inname van een positie. Als de koers van het aandeel boven de uitvoerprijs van een call optie stijgt, dan zeggen we dat de call optie van OTM naar ITM gaat. Als de aandelenkoers daalt van boven de uitvoerprijs van de optie naar eronder. Dan zeggen we dat de call van ITM naar OTM gaat.

Stel dat ik een call optie heb met uitvoerprijs 72. En de aandelenkoers zet een spurtje van 70 naar 74, dan zal de call ITM komen op het moment dat de koers hoger gaat dan 72 (de uitvoerprijs van de call optie). Beweegt de koers in de omgekeerde richting, van 74 naar 70. Dan gaat de call optie met uitvoerprijs 72 van ITM naar OTM als de koers onder de 72 duikt.

En voor putopties werkt dit dus net omgekeerd. Als de aandelenkoers stijgt boven de uitvoerprijs van de put optie, dan gaat die van ITM naar OTM. Daalt de aandelenprijs onder de uitvoerprijs van de put optie, dan gaat de optie van OTM naar ITM.

photo-1560977501-7cb367eccebe.jpeg

Of we die call of put dan gekocht of geschreven hebben, dat maakt niet uit. De “moneyness” van de optie is hetzelfde voor kopers en schrijvers. Het is enkel een relatie tussen de “uitvoerprijs” en de “koers” van de onderliggende. Looptijd, positie (gekocht of geschreven) of openingsprijs zijn allemaal niet van belang om de moneyness van een optie te bepalen.

De “moneyness” van opties kan je dus ook een beetje vergelijken met een thermometer. Waarbij het vriespunt (0°) de overgang is van niet-vriezen naar wel vriezen (of omgekeerd). Je uitvoerprijs is daarbij dat nulpunt. En de dagelijkse temperatuursverandering stelt de koersverandering voor van het aandeel. De verandering in temperatuur zorgt ervoor dat we van wel vriezen naar niet vriezen gaan en visa versa. De verandering in koers zorgt ervoor dat opties van ITM naar OTM gaan en visa versa (en opties ATM zijn het meest onderhevig aan deze schommeling).

Distribution-of-observations-with-respect-to-moneyness-and-time-to-maturity-SP500.png

Observatie

Let nu even goed op de volgende twee onderstaande afbeeldingen, welk verschil zie je?

Schermafbeelding 2020-04-29 om 16.51.00.png

Op het bovenstaande screenshots gaan de strikes of uitvoerprijzen van klein (11) naar groot (30). 

En in het onderstaande screenshot gaan de strikes van groot (30) naar klein (11). Dit zijn details waar je misschien niet altijd direct op let als beginnend optiebelegger. Maar het maakt het begrijpen van de “moneyness” er niet eenvoudiger op. Weet dus hoe je iets aan het bekijken bent.

Schermafbeelding 2020-04-29 om 16.51.13 2.png

En let er misschien ook op dat zowel bij de puts, als bij de calls er 2 blokken van opties omgeven zijn door een soort blauwe schijn of kader.

Hieronder staan de uitvoerprijzen opnieuw gerangschikt van klein naar groot (zo werk ik het liefst). En ik heb die “blauwe kaders” nog eens extra aangeduid. De opties die omkaderd zijn, zijn namelijk ITM. 

Schermafbeelding 2020-04-29 om 16.51.00 2.png

Nota bene: we kijken hier naar opties op Pan American Silver Company (PAAS) . De koers stond op $22.17 toen ik het screenshot nam. Dus groter dan $22 en kleiner $23.

Calls met uitvoerprijzen kleiner dan de aandelenkoers ($22.17) zijn dus ITM. Alle uitvoerprijzen van 11 tot en met 22 zijn ITM bij de calls. En bij de putopties zijn deze uitvoerprijzen allemaal OTM.

Calls met uitvoerprijzen hoger dan de aandelenkoers ($22.17) zijn dus OTM. Alle uitvoerprijzen van 23 tot en met 30 zijn OTM bij de callopties. En bij de putopties zijn deze uitvoerprijzen allemaal ITM.

We kunnen dit ook mooi samenvatten in een tabel of schematisch overzicht. Het is dus heel belangrijk dat we het onderscheid tussen OTM en ITM goed kunnen maken. Wanneer is een optie out-the-money en wanneer is ze in-the-money.

Schermafbeelding 2020-04-13 om 14.01.32.png

Voorlopige conclusie

Is het moeilijk om te weten wanneer opties ITM of OTM zijn? Nee dat is niet moeilijk. Eigenlijk hoef je enkel te kijken naar:

  • De uitvoerprijs van de optie
  • De koers van de onderliggende waarde
  • De relatie tussen die twee (kleiner dan of groter dan)

Zijn “uitvoerprijs” en “koers” gelijk dan zijn opties ATM. Zijn ze niet gelijk dan zijn opties ITM of OTM.

photo-1560574188-6a6774965120.jpeg

Waaruit ontstaat al die verwarring dan? Later zullen we zien hoe opties geprijsd worden. De “moneyness” van de optie zal daarin van groot belang blijken. Maar als we nog in een leerproces zitten, is het eigenlijk gevaarlijk te snel conclusies te willen trekken. En het maakt het er ook niet makkelijker op té snel, té veel nieuwe begrippen te introduceren.

Als we dus de “moneyness” van een optie willen leren begrijpen. Hou het dan heel simpel voor jezelf (in eerste instantie). Moneyness is een relatie tussen de uitvoerprijs van de optie en de koers van de onderliggende waarde. Niet meer, niet minder. En koppel daar (voorlopig) verder geen conclusies aan.

De “moneyness” is dus ook onafhankelijk van de looptijd, het aantal contracten, de positie die je inneemt (gekochte of geschreven opties) en de openingsprijs.

Vervolg

Wat we in een tweede instantie kunnen praktiseren, is berekenen voor hoeveel punten een optie ITM is. Daartoe moeten we dus al goed het onderscheid kunnen maken tussen wanneer opties wel ITM zijn en wanneer ze niet ITM zijn. Het verschil tussen ITM en OTM dus blindelings begrijpen.

Als ik een call met uitvoerprijs 50 heb. En de koers staat op 53 dan is deze call optie ITM en wel voor 3 punten ITM (53 – 50). Staat de koers op 60, dan is deze call optie voor 10 punten ITM (60 – 50).

Als ik een put met uitvoerprijs 50 heb (hier werkt het dus omgekeerd) en de koers staat op 47, dan is deze put voor 3 punten ITM (50 – 47). Staat de koers op 40, dan is deze put optie voor 10 punten ITM (50 – 40).

Schermafbeelding 2020-04-30 om 00.34.57.png

In een volgende fase zullen we zien dat opties een bepaalde prijs hebben, dat zagen we al eerder. Die prijs kan ook veranderen (en moneyness speelt daar een rol in). 

We zullen zien dat de prijs van een optie bestaat uit 2 facetten: de intrinsieke waarde (intrinsic value) en de extrinsieke waarde (extrinsic value). Als een optie ITM is, dan is het aantal punten dat deze optie ITM is, de intrinsieke waarde van de optie. We kunnen daaruit al concluderen dat opties die ATM of OTM zijn, geen intrinsieke waarde in zich dragen. De waarde of prijs van zo’n optie zal dus louter bestaan uit extrinsieke waarde.

Tip: Een makkelijk trucje om dit te onthouden: “Enkel INThemoney opties hebben INTrinsieke waarde.”

Daar de waarde van een optie dus bestaat uit 2 facetten. En 1 van die facetten louter bepaald wordt door de “moneyness” van een optie, het al dan niet ITM zijn van een optie. Hoe wordt dan de “restwaarde” of “extrinsieke waarde” van een optie berekend?

Schermafbeelding 2020-04-14 om 00.56.42.png

We zullen zien dat de parameters “tijd” of DTE (days till expiration) en “risico” hierin van heel groot belang zullen blijken voor de prijzing van opties. Het is dit aspect van opties waar we als optiebelegger een gedegen begrip in willen creëren, want dit zal ook onze succesfactor bepalen.

Het is dus van groot belang, dat we zeer opbouwend te werk gaan, als we opties beter willen leren begrijpen in de beginfase. We bouwen stap per stap op.

Geplaatst in Uncategorized | Tags: , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Waar hebben beginnende optiebeleggers het meest moeite mee?

Beleggers die meer willen leren over opties weten vaak niet waar of hoe te beginnen. Opties op zich zijn relatief complexe producten, maar los daarvan maakt de nieuwe optiebelegger ook kennis met heel wat – voor hem – onbekende begrippen en definities. En het kost wel wat tijd om daar wegwijs uit te geraken. Oefening baart kunst. Wie opties goed wil leren begrijpen, die wil ook een robuuste basiskennis opbouwen.

Om toch wegwijs te geraken in dit kluwen van nieuwe begrippen, dit artikel. 

Aandelen versus opties

Aandelen en opties hebben gelijkenissen met elkaar, maar ook heel wat verschillen.

Van elk aandeel bestaat er “maar” één aandeel, dat klinkt stom, maar het is zo. Bij opties ligt dat enigszins anders. Voor elk aandeel (waar opties op noteren) heb je vaak heel, heel veel opties, niet één zoals bij aandelen. Dit komt voor de beginnende optiebelegger al heel complex over. Hoe geraken we hier wijs uit?

Looptijd

Aandelen hebben geen looptijd en zijn in principe “voor altijd”.

Schermafbeelding 2020-04-27 om 23.56.19.pngOpties hebben wel een bepaalde looptijd, ook wel de expiratiedatum genoemd. Hiernaast zien we opties op het aandeel Starbucks (SBUX). Dit noemen we dus de verschillende “looptijden” die er

 noteren op een aandeel. We zien “maandopties”, die expireren telkens de derde vrijdag van de maand (aangeduid in het wit). Maar er bestaan ook “weekopties”, die zijn telkens beschikbaar voor de eerstkomende 6 weken (aangeduid in het geel). Afhankelijk van de liquiditeit (hoeveel optiehandel er is) zullen er meer of minder looptijden beschikbaar zijn.

De looptijd kenmerkt zich ook in het “aantal resterende dagen tot expiratie”. Kortweg DTE (of “Days till expiration”). Later zullen we zien dat de factor tijd van groot belang is voor de prijzing van opties. In de formule (Black & Scholes formule) waarmee de prijs van een optie berekend wordt, zal tijd of “DTE” een belangrijke parameter zijn.

Op het aandeel SBUX zien we dus 5 week-looptijden en 7 maand-looptijden. Dat maakt samen al 12 verschillende optie-reeksen of looptijden.

Uitvoerprijs

Als we nu één zo’n serie openklappen dan zien we het volgende. Alle opties hebben ook een “uitvoerprijs” in het engels de “strike price” genoemd. Hieronder heb ik alle beschikbare “uitvoerprijzen” voor de opties op SBUX geladen (voor de looptijd tot 15 mei 2020). Dat zijn er heel wat, 44 in totaal, gaande van 30 tot en met 115. Daar er bij opties zowel “calls” (links) als “puts” bestaan (rechts), zijn dat dus 44 x 2 = 88 opties enkel voor de looptijd 15 mei 2020. 

Schermafbeelding 2020-04-28 om 00.05.24.png

Als er dus op alle 12 de verschillende looptijden een 80-tal opties bestaan, dan spreken we dus over 12 x 80 = 960 verschillende opties (480 soorten calls en 480 soorten puts).

Het is quasi “normaal” dat je als beginneling even gaat fronsen als je dit ziet. Hoe vind je hier ooit nog je weg in thuis? Niet evident, geef het tijd. 

Schermafbeelding 2020-04-28 om 00.07.51.png

De optieprijs (ook wel “optiepremie” genoemd)

Het meest eenvoudig om te begrijpen misschien, is dat opties – net zoals aandelen – verhandeld worden aan een bepaalde prijs. Er bestaat net zoals bij aandelen een bied- en laatprijs alsook een bied- en laatvolume (als je onbekend bent met deze begrippen lees hier dan even over bij). Aandelen en opties worden dus verhandeld aan een bepaalde prijs.

Daar er per aandeel maar één aandeel is, zal alle handel dus plaatsvinden in dit ene aandeel. Bij opties ligt dit dus al anders, omdat niet alle optiehandel zich zal richten op 1 welbepaalde put of call optie. Er zijn er immers 100’en (zoniet 1000 of meer) opties per aandeel. 

In het “faciliteren” van aandelen- en optiehandel spelen “market makers” een heel belangrijke rol. Deze rol zal dus ook anders gespeeld worden door de “aandelen-handel-market-maker” als door de “optie-handel-market-maker”.

Op onderstaand screenshot zie je ook de “bied en laatprijs” per optie.

Mid-price en (koers)spread

Welke informatie zie je nog op onderstaand screenshot? 

Schermafbeelding 2020-04-28 om 00.09.06 2.png

“Mid”: Dit is “mid price” (maar dan afgekort). Het is het “wiskundige midden” tussen de bied- en laatprijs. Voor de call optie met uitvoerprijs 72 zien we dat de biedprijs 6.85 is en de laatprijs 7.15. De “mid price”, of het midden tussen beiden ligt dus op 7. We berekenen als volgt: (6.85 + 7.15) / 2 = 14 / 2 = 7.

“Spread”: In de eerste kolom zien we de “spread” (of “koers-spread”), wat zich vertaald als “breedte of wijdte”. Het gaat hier over het verschil tussen de bied- en laatprijs. Bij de call optie met uitvoerprijs 72 is de spread 0.30. We berekenen als volgt: 7.15 – 6.85 = 0.30. 

Tip: Je kan de spread ook berekenen als % van de mid-price. Opties waar de biedprijs 2 is, en de laatprijs 2.50 hebben eenzelfde spread als opties waar de biedprijs 10 is, en de laatprijs 10.50. Namelijk 0.50. Maar als % van de mid-price is de spread veel kleiner voor de opties met biedprijs 10 en laatprijs 10.50.

Even herhalen

In dit korte overzicht hebben we dus een aantal begrippen geïntroduceerd: 

  • Opties hebben een bepaalde looptijd of expiratiedatum 
  • Opties hebben een bepaalde uitvoerprijs (of “strike price”), soms uitoefenprijs.
  • Opties worden verhandeld aan een bepaalde prijs. De optieprijs ook wel optiepremie (of “option premium” of kortweg “premium”) genoemd

Deze begrippen zijn dus duidelijk gedefinieerd en hier mag eigenlijk geen verwarring over bestaan. Er mag ook niet los overgegaan worden. Als men niet vlot met deze begrippen kan werken dan bouwt men op drijfzand.

De relatie tussen de uitvoerprijs van een optie en de prijs van de onderliggende waarde, zullen we later zien, hebben we nodig om te begrijpen wat de “moneyness” van een optie is. De uitvoerprijs kan namelijk hoger of lager liggen dan de prijs van de onderliggende waarde. Dit zal voor een optie bepalen of ze in-the-money of out-the-money is. En die “moneyness” is voor een optie heel belangrijk.

De definities van call en put opties

Als we nu gaan kijken naar de definities van call en put opties, zonder daar veel woorden aan vuil te maken, kunnen we dit samenvatten in onderstaand tabelletje. 

We gaan opnieuw opbouwend te werk:

Gekochte Optie

Geschreven Optie
Recht

Plicht

En als we opties verdelen in Calls en Puts:

Gekochte Call

Gekochte Put Geschreven Call Geschreven Put
Koop-recht Verkoop-recht Verkoop-plicht

Koop-plicht

Wie nieuw is met opties, begrijpt niet wat “schrijven van opties” of “een geschreven optie” betekent. Laat ons er voor nu even van uitgaan dat dit “iets” is wat je kan doen met een optie, zonder al in te gaan op technische details.

Zonder ook al in te gaan op hoe het kopen, verkopen en schrijven van opties in zijn werk gaat. Kunnen we het volgende al onthouden:

  • Een gekochte optie geeft ons een recht
  • Een geschreven optie geeft ons een plicht

Het recht waarop en de plicht waartoe? Het recht en de plicht om aandelen te mogen of moeten kopen of verkopen. Als we nu de details van de definitie vervolledigen.

Wat is een call optie? Het kopen van een call optie geeft ons het recht:

  • Aandelen te mogen kopen
  • Aan een vooraf afgesproken prijs
  • Gedurende een bepaalde periode

Die “vooraf afgesproken prijs”, dat is de uitvoerprijs (“strike” of “strike price”) van de optie. En die “bepaalde periode” is de looptijd van de optie. Die begrippen zien we dus opnieuw terugkeren. Ze vormen dus ook de basis voor de definities van wat gekochte en geschreven, call en put opties zijn.

Wat is een put optie? Het kopen van een put optie geeft ons het recht: aandelen te mogen verkopen, aan een vooraf afgesproken prijs (de uitvoerprijs van de optie), gedurende een bepaalde periode (de looptijd van de optie).

Nog meer begrippen

Welke begrippen zijn nog nieuw als we naar opties kijken?

Multiplier

Opties hebben ook een “multiplier”. Meestal is die 100, maar dat durft wel eens verschillen. Er bestaan ook “mini-opties” die een multiplier hebben van 10. Maar op de beurs van Londen bijvoorbeeld, noteren de meeste opties met een multiplier van 1000.

Schermafbeelding 2020-04-28 om 00.49.15.png

Een optie is dus een instrument dat betrekking heeft op 100 aandelen (of onderliggende waardes, het kan ook een ETF zijn). Opties zijn rechten of plichten om aandelen te kopen of verkopen. Hoeveel aandelen? 100 dus.

Exercise style (stijl van de optie)

Gezien gekochte opties rechten zijn, kunnen deze ook effectief uitgevoerd worden. Toch althans als de “settlement methode”, “physical delivery” is. Hierboven een voorbeeld van de call optie met uitvoerprijs 72 op Starbucks aandelen. Een Amerikaanse stijl optie die kan ten allen tijde uitgevoerd worden (gedurende de looptijd). Een Europese stijl optie kan niet uitgevoerd worden (meestal omdat er voor de onderliggende waarde geen “settlement methode” bestaat die “physical delivery” inhoud). Europese stijl opties worden via een “cash settlement” afgerekend. Zo goed als alle aandelenopties zijn Amerikaanse stijl opties. De meeste indexopties zijn Europese stijl opties. Amerikaanse- en Europese stijlen hebben dus niets te maken met geografie.

Opties in theorie en opties in praktijk

Eenmaal we begrijpen wat de uitvoerprijs en de looptijd betekent voor een optie. En we goed het verschil weten tussen wat gekochte en geschreven call en put opties zijn, kunnen we nadenken over hoe opties voor ons van praktisch nut zouden kunnen zijn. Als we opties ooit in de praktijk willen gaan gebruiken, dan moeten we orders inleggen. Het kopen van opties vormt voor de meesten van de beginnende optiebeleggers dan ook geen enkel probleem. Het is opnieuw het schrijven waar de meesten het moeilijk mee hebben. Om te begrijpen wat schrijven is, moeten we naar mijn idee eerst leren begrijpen wat een “short positie” is. En daartoe is het ook cruciaal te begrijpen wat een “short positie in aandelen” is. En hoe het mechanisme achter het openen en sluiten van een “short positie” in aandelen juist in zijn werk gaat. 

Als we begrijpen wat een “short positie” in aandelen betekent, dan kunnen we ook begrijpen wat een “geschreven optie” is. Want bij het schrijven van een optie creëren we ook een “short positie”. 

Schermafbeelding 2020-04-28 om 09.42.57.png
De essentie van een “short positie” is immers iets verkopen dat we niet hebben. Voor veel beginnende beleggers slaan de hersenen hier in de knoop, omdat je iets dat je niet hebt, toch niet kan verkopen? Op de beurs is veel mogelijk. Maar je kan dus effectief zaken verkopen die je niet reeds in bezit hebt.

“Buy to open” en “sell to close” 

“Sell to open” en “buy to close”

Het is daartoe zeker ook handig met bovenstaande begrippen vertrouwd te raken. Als we een “short positie” openen, dan gaan we iets verkopen dat we niet hebben. We gaan dus “verkopen” om een positie te openen (sell to open). En als we een “short positie” terug willen sluiten, dan zullen we moeten kopen (buy to close). Dit werkt dus omgekeerd als hoe we gewoon zijn om te denken over aandelen (buy low, sell high). Veel beginnende (maar ook ervaren) beleggers zijn niet of weinig bekend met deze begrippen. En vaak ook niet praktisch ervaren. Daar velen deze “klik” (in de hersenen, dat omgekeerd leren denken) niet kunnen maken, laten ze opties – vaak onterecht – links liggen.

photo-1473682150760-51d4f94b09d4.jpeg

Velen denken dat je enorm geleerd of slim moet zijn om opties te begrijpen, maar vaak is het eerder een soort van “omgekeerd denken” dat we onder de knie moeten leren krijgen, dan dat het een heel moeilijk of complex te doorgronden iets zou zijn. Dat is het niet, in deze fase toch niet.

En doordat mensen het niet begrijpen, lijkt het hen vaak ook heel gevaarlijk. De typische vooroordelen over opties.

Het schrijven van opties is echter cruciaal om te begrijpen hoe opties functioneren. Men zegt niet voor niets: “Wie schrijft, die blijft.” De misconceptie is echter dat men zou “moeten” schrijven om succesvol te zijn met opties. Dat misschien niet. Maar wie een goed begrip heeft van opties, die blijft, want die weet ook goed wat schrijven van opties betekent. Wie geen goed begrip heeft over opties, weet maar half wat schrijven is, en die zal dus vaak ook niet lang blijven.

Contract

Daarnaast is het ook heel belangrijk te onthouden dat de “koper van een optie” en de “schrijver van een optie” middels een optiecontract een afspraak gemaakt hebben met elkaar. De koper van een call optie koopt het recht van de schrijver. Of vanuit het perspectief van de schrijver: de schrijver verkoopt (sell to open) een optie aan de koper. Als de koper zijn recht aanspreekt, zijn “call optie”. Dan zal hij 100 aandelen kopen. Wie zal deze aandelen leveren? De schrijver van de call optie. De terminologie “call” komt van: “to make a call on the stock”. Of vanuit de schrijver zijn perspectief: “To have the stock called from you.” 

Met een put optie werkt het net zo. De koper heeft een verkooprecht. Wie zal de aandelen afnemen van hem aan de vooraf afgesproken prijs? De schrijver van de put optie.

photo-1549923746-c502d488b3ea.jpegZijn koper en schrijver dan werkelijk zo intiem verbonden? Ja en nee. Kopers en schrijvers kunnen hun optiecontracten her-verhandelen in de optiemarkt. Dus zowel een koper als een schrijver kan om het even wanneer van zijn positie af. De meeste optiecontracten worden dan ook voor het einde van de looptijd her-verhandeld (meer dan 60%). 

Er bestaat dus een optie-markt voor deze contracten (waar de market-maker een heel belangrijke rol in speelt) en daar zit “ergens” een koper en ook “ergens” een schrijver die aan elkaar gelinkt zitten. Als opties effectief uitgevoerd worden, dan gebeurd de effectieve toewijzing van aandelen via loting.

Gedekt en ongedekt schrijven

Als schrijver van een optie maken we ook nog het verschil tussen het “gedekt schrijven van een optie”, en het “ongedekt schrijven van een optie”. Er bestaan maar 2 opties, calls en puts. Dus de analyse is hier relatief eenvoudig.

Het schrijven van een call optie betekent dat we de “leverplicht” of “verkoopplicht” op ons nemen (van 100 aandelen). Als we deze aandelen reeds in bezit hebben, en we schrijven een call optie “op” deze aandelen, dan zeggen we dat de call optie “gedekt” geschreven is. Als we voor onze plicht komen te staan (effectief moeten leveren), dan hebben we de aandelen en kunnen we die leveren.

Als we die aandelen niet hebben, maar toch een call schreven en de aandelen moeten leveren. Dan zeggen we dat deze call “ongedekt of naakt” geschreven is. Als we dan aandelen moeten leveren of verkopen (die we niet hebben), dan zal dat resulteren in een “short positie” in de aandelen.

Als we een put optie schrijven, dan gaan we de koopplicht aan. In principe is dit eigenlijk altijd ongedekt. Als we voor onze plicht komen te staan (effectief 100 aandelen moeten kopen). Dan zal een deel van onze cashpositie aangewend worden (door onze broker) om die 100 aandelen in te kopen. Als deze cash klaar staat aan de zijlijn dan zeggen we dat de put “cash secured” geschreven is. Staat die cash niet aan de zijlijn dan is deze put niet “cash secured” geschreven.

Kunnen we ons dan niet indekken als we een put schrijven? Toch wel. We kunnen ook een (andere) put optie kopen ter bescherming of indekking. Of we kunnen aandelen shorten tegen geschreven puts, dat kan ook, maar dat is zeker niet zonder risico.

Jou op weg helpen

Ik weet uit ervaring dat de eerst stap bij opties, vaak de moeilijkste is. Het probleem stelt zich dan meestal bij het zich eigen maken van de basisbegrippen (uitvoerprijzen, looptijden en optieprijzen). De definities van de vier basisstrategieën: het kopen en schrijven van call en put opties. En wat schrijven in hemelsnaam betekent.

photo-1504807959081-3dafd3871909.jpeg

Om jou praktisch wat op weg te helpen, toon ik in deze video 6 basis-orders en hoe het risicoprofiel eruit ziet voor dergelijke posities:

  • Het kopen van aandelen
  • Het “shorten” van aandelen
  • Het kopen van een call optie
  • Het kopen van een put optie
  • Het schrijven van een call optie
  • Het schrijven van een put optie

In een volgend artikel kan ik misschien dieper ingaan op wat de potentiële risico’s (nadelen) en potentiële opbrengsten (voordelen) zijn bij de 4 basis-strategieën. En hoe de prijzing van opties juist in zijn werk gaat, want dat is natuurlijk belangrijk eenmaal we een (optie)positie geopend hebben. Net zoals wanneer we aandelen kopen (of shorten) zal de prijs of koers nadien veranderen, dit zal voor ons resulteren in een situatie met ongerealiseerde winst of ongerealiseerd verlies. Bij opties is dat niet anders. 

Hoe gaan we om met dit verlies of winst? Hoe managen we dit? Want opties hebben ook een looptijd, dus ooit “expireren” ze en verdwijnen ze in het niets. Dus opties en de gevolgen ervan (winst of verlies) dringen zich vaak sterker op dan bij aandelen, door die tijdsfactor.

We kunnen veel omdraaien, maar de tijd die blijft gelukkig in dezelfde richting bewegen. Het klinkt misschien stom, maar voor optiebeleggers is dit een zekerheid. Voor elke dag die verstrijkt mindert de DTE met 1.

Geplaatst in Uncategorized | Tags: , , , , , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Rendement op jaarbasis: Appelen en peren

Ik kwam onlangs het volgende te bedenken (uiteraard in relatie tot opties). Je hoort mensen af en toe zeggen: “Ik haalde zoveel rendement op dit of dat aandeel”. Wat er dan meestal niet bij gezegd wordt, is over welke termijn dit rendement behaald werd. En zelfs als men dat erbij zegt, dan zegt dat op zich ook niet direct heel veel. Als we rendementen op een gelijkwaardige manier met elkaar willen vergelijken dan moeten we “ijken”.

Als we rendementen willen vergelijken met elkaar dan zouden we die (eigenlijk) moeten omrekenen naar een rendement op jaarbasis. Men kan daartoe dan nog 2 formules gebruiken. Je kan het totaal aantal beursdagen nemen, dus het aantal dagen dat de beurs open is over 1 kalenderjaar (+/- 256). Of het totaal aantal kalenderdagen, dus 365 in een jaar.

Voorbeeld

Als persoon A, 17 % rendement behaalde op 8 maanden en 2 weken. En persoon B, 43 % rendement behaalde op 21 maanden en 11 dagen.

Wie behaalde dan het beste resultaat?

photo-1455824048252-3571df13b276.jpeg

Opdat de twee personen elkaar zouden begrijpen moeten ze het rendement omrekenen naar een rendement op jaarbasis. Ze zouden het ook op maand- of kwartaalbasis kunnen doen. Maar aangezien rendement steevast berekend wordt op jaarbasis, is het interessant die methode te hanteren.

Ijken

We rekenen even uit. 8 Maanden en 2 weken is omgerekend in dagen. (8 x 30,5) + (2 x 7) = 258 kalenderdagen. Op jaarbasis zal 17% dus 24,05 % bedragen (17% / 258 x 365).

We doen de berekening ook voor persoon B. 21 Maanden en 11 dagen staat equivalent met (21 x 30,5) + 11 = 651.5 dagen. Op jaarbasis zal 43% dus 24,09% bedragen (43% / 651.5 x 365).

photo-1563770660834-82b48f27ec9d.jpeg

Persoon B haalde dus een hoger rendement. Het scheelt niet veel van elkaar, maar dat was ook de opzet van het voorbeeld.

Opties

Is dit belangrijk en waarom? 

Als we met opties aan de slag gaan dan zitten we onvermijdelijk met expiratie-data. Die naderende expiratie-data “verplichten” ons om keuzes te nemen met onze posities. Een aandelenbelegger moet ook keuzes maken, maar in principe expireren aandelen niet. 

Er is voor de aandelenbelegger ook enkel een delta-risico of directioneel risico. De aandelenbelegger ondervindt geen invloed van “Griekse variabelen” als “theta” (verval van tijdskrediet), “vega” (impliciete volatiliteit en hoe die kan veranderen), “gamma” (het “hefboom” aspect aan opties, waardoor delta verandert). 

De meeste optiebeleggers (schrijvers dan toch) werken vaak met relatief kortlopende expiratietijden. Dus voor een optiebelegger is het zaak rendement ook te bekijken op basis van de extrapolatie naar een jaarprestatie. 

Als een belegger 2 $ premie krijgt voor het schrijven van een put 35 met een looptijd van 53 dagen, wat zou dan zijn geannualiseerd rendement bedragen? En wat indien hij de premie voor 80% kan innen over 43 dagen, hoeveel is zijn geannualiseerd rendement dan?

Een goede broker voorziet je gelukkig van die data, zodat je die berekening niet zelf moet gaan maken. Als je nadien je resultaten deftig wil analyseren, dan is het wel interessant dit ook om te rekenen als je wil gaan vergelijken. Daartoe hoef je enkel de datum te noteren dat je de positie opende, en de datum noteren dat je de positie sloot. Het aantal dagen tussen die twee zal je nodig hebben om je rendement op jaarbasis te kunnen berekenen en nadien vergelijken.

Schermafbeelding 2019-12-01 om 00.16.17.pngCall opties op Facebook met nog 19 dagen looptijd.

Deftige broker-software toont je hoeveel tijdskrediet er nog in een optie geprijsd zit. En het getal dat je hierboven tussen haakjes ziet, toont het rendement op jaarbasis. 

Let op, dit is een momentopname, in de praktijk veranderen die getallen uiteraard.

Let er misschien ook op dat het tijdskrediet (time value) berekend wordt op basis van de biedprijs (bid), maar dat een berekening op basis van de midprice (mid) meer accuraat zou zijn. Het geannualiseerde rendement is dus in realiteit nog iets gunstiger voor de schrijven (die verkoopt immers aan de midprice en ontvangt meer dan de biedprijs).

Waarom is ijken nu zo interessant?

Het is pas als we echt dieper op dit aspect ingaan, op basis van jaar-rendementen gaan vergelijken. We opnieuw zien wat het monsterachtige potentieel is achter opties, of toch voor zij die adept genoeg zijn in de “kunst” van het optie-traden.

Schermafbeelding 2019-12-01 om 01.16.38.pngOnlangs was ik bezig met een strategie te bekijken die potentieel best hoge rendementen genereert op relatief korte termijnen, vandaar de gigantische rendementen die we zien op jaarbasis. Zowel naar positieve als naar negatieve zijde uiteraard. “DTC” staat hier voor “Days Till Close”.

We kunnen daar weer heel wat bedenkingen bij maken. Een systeem als het bovenstaande roept al vraagtekens op. Want als je meer dan -100% zou verliezen op jaarbasis. Dan is je huis niet alleen ontploft (kapitaal weg), maar zit je ook nog met een krater (schulden). En als het kapitaal op is, dan is het ook gedaan met beleggen natuurlijk.

Over dat systeem zelf wil ik nu niet veel kwijt eigenlijk. Maar het rendement op jaarbasis is hier zuiver om zaken met elkaar te kunnen vergelijken. Het trade-systeem zelf maakt gebruik van hele specifieke markt gebeurtenissen die slechts een paar keer per jaar voorvallen. Dus dat zijn unieke situaties. En het rendement is misschien wel extrapoleerbaar naar een rendement op jaarbasis, maar die unieke situatie is niet extrapoleerbaar. Anders zou ze ook niet uniek zijn, maar een “gewone” dagelijkse gebeurtenis zijn.

photo-1516659257916-7be846591235.jpeg

We moeten dus zeker voorzichtig zijn met onze interpretatie als we een extrapolatie van een korte periode naar een lange periode maken. Maar zeker ook als we het omgekeerd doen. Een rendement kan soms fantastisch hoog klinken, maar als je dan plots weet dat er 10 jaar op moest gewacht worden, dan is het rendement op jaarbasis plots niet meer zo spectaculair.

Conclusie

Een kort artikel deze keer. Maar het herberekenen van het rendement op jaarbasis (als tool) zorgt ervoor dat we rendementen op een gelijkwaardige manier kunnen vergelijken met elkaar. 

Met de interpretatie van de extrapolatie moeten we echter wel voorzichtig zijn!

Als optiebeleggger – koper of schrijver – is het ook interessant het rendement dat je potentieel verdient (door te schrijven) of verliest (door te kopen) te berekenen of te bekijken, eventueel te gaan vergelijken op jaarbasis.

Op die manier kan je bijvoorbeeld ook het positieve rendement van de geschreven optie en het negatieve rendement van de gekochte optie gaan someren als je spreads handelt met opties die bijvoorbeeld verschillende expiratiedata hebben.

 

Geplaatst in Uncategorized | Een reactie plaatsen

Optiefondsen: Best of Both Worlds?

Peak performance

De mensheid streeft ernaar altijd maar beter te presteren. Resultaten worden graag als winsten bij elkaar opgeteld, verliezers zijn echter onpopulair. Gespreid beleggen en dan vooral onder de vorm van ETF’s heeft beleggen weer populair gemaakt. 

Door ook regelmatig nieuw kapitaal (spaarcentjes) te investeren bekomt men een op lange termijn zo goed als onklopbare strategie. Alles kan natuurlijk beter. Of niet?

Schermafbeelding 2019-11-04 om 11.53.28.png

Beleggers vergelijken hun resultaten graag met elkaar, maar ook met een “benchmark index”. Iemand die enkel in Belgische aandelen belegt, kan zijn “return” neerzetten tegen de prestatie van bijvoorbeeld de BEL-20 index.

Wil je een ruimere korf dan kan je ook de S&P500 nemen als vergelijkingspunt. De S&P500 wordt heel vaak gebruikt als referentie en zullen we dus ook regelmatig zien terugkeren in dit artikel. Je kan ook je eigen index samenstellen.

Appelen en peren

photo-1539591555547-1a6befc3ea58.jpegAls we prestaties met elkaar vergelijken over langere termijnen, dan moeten we er ook even bij bedenken dat we op een manier appelen en peren vergelijken met elkaar.

Als we terugkijken naar 10 of 20 jaar geleden. Welke bedrijven zaten er toen in de S&P500 of in de BEL20-index? En zitten die er vandaag nog in? Welk percentage is vervangen door nieuwe bedrijven? 

20 Jaar geleden was het misschien nog niet zo evident om te beleggen via ETF’s. Vandaag kan dat wel en is het alom bekend, een ETF bevat een hele brede korf aan aandelen (spreiding). En het management wordt door professionele beheerders gedaan.

De ETF tracht de prestatie van een index zo goed als mogelijk na te bootsen.

Opties

Wat hebben opties hier nu mee te maken? 

We leven in een tijd waar je ook kan beleggen in fondsen die beheert worden met opties. Of met bepaalde optie-strategieën. In een studie die ik vond via de website van de CBOE wordt een vergelijking gemaakt tussen de prestaties van enkele van die optie fondsen. Er wordt ook vergeleken met een benchmark, de S&P500.

Het totale vermogen (AUM = Assets Under management) (in miljoen $) beheerd door fondsen die opties gebruiken in hun beleggingsstrategie.

Schermafbeelding 2019-11-04 om 02.01.12.png

Hieronder zien we een lijst van fondsen met een “track record” van meer dan 10 jaar. Gateway (GATEX) en Touchstone Dynamic Equity (TDELX) zijn spelers die al sinds eind de jaren ‘70 in de markt zitten. Vanaf de eeuwwisseling zien we jaarlijks nieuwe fondsen geboren worden en dat blijft elk jaar toenemen.

Schermafbeelding 2019-11-04 om 00.57.11.png
Return

Waar we natuurlijk het meest in geïnteresseerd zijn, is de prestatie en de vergelijking met de “benchmark index”. We bekijken eerst de periode 1999-2017 en daarna 1986-2017. 

Schermafbeelding 2019-11-04 om 02.02.23.png

Als grote winnaar (verrassend?) de “Citigroup 30-yr Treasury”. Op de voet gevolgd door de “CBOE S&P 500 PutWrite Index” (PUT). Als derde zien we de S&P500 zelf, onze “benchmark index”. Andere optie fondsen komen in de buurt van de S&P500, maar “underperformen”. 

Kijken we op langere termijn dan zien we dat het moeilijker wordt om de S&P500 nog te “outperformen”. De prestatie van PUT komt echter dicht in de buurt. Enkel de BXMD index “CBOE S&P500 30-Delta BuyWrite Index” slaagt er nog in de benchmark te kloppen.

Schermafbeelding 2019-11-04 om 02.03.49.png

Schermafbeelding 2019-11-04 om 02.03.58.png

BXM en PPUT “underperformen”. Alsook, even verrassend (?), scoort de “30-yr Treasury Bond” hier pakken slechter. Kijken we op langere termijn, dan lijkt het dus minder de moeite te lonen om ook gebruik te gaan maken van optiestrategie, tenzij we het onderste uit de kan willen. Cfr. BXMD.

Want er is natuurlijk een wezenlijk verschil. Een gewone ETF kan je passief laten groeien. Een met opties gemanagede ETF, die vereist meer arbeid. De opties komen er immers extra bij aan te pas. Wat zich waarschijnlijk ook wel zal vertalen in hogere beheerkosten.

Is het dan nog de moeite al dat extra optie-werk te gaan doen of laten doen, als je op langere termijn toch een vergelijkbare prestatie behaalt?

De weg naar Rome

Kapitaal moet renderen. En er zijn veel wegen die naar Rome leiden. We willen natuurlijk liefst een veilige weg naar Rome. Geen weg die vol verrassingen bezaaid ligt (lees: volatiliteit).

photo-1503970999490-4404449dc349.jpeg

Want als een brede korf aan aandelen toch stijgt over verloop van langere periodes, dan is het neerwaartse risico slechts hooguit een tijdelijk fenomeen (prestaties uit het verleden zijn natuurlijk geen garantie voor de toekomst).

Dan kunnen we risico definiëren als “hoe volatiel ons kapitaal zich gedragen heeft over haar groeitraject”. Uitgedrukt als een gemiddelde standaarddeviatie op jaarbasis. Als we ons kapitaal vergelijken met een kleuter die opgevoed moet worden, dan willen we liefst een stabiele, geen labiele (lees: volatiele) omgeving.

Als dat ook gepaard gaat met een return die de benchmark “outperformed”, dan is dat mooi meegenomen. Maar we willen bovenal geen portefeuille die ons zeeziek maakt.

Risk

We kunnen de prestaties van deze optie fondsen en de S&P500 dus opnieuw gaan vergelijken aan de hand van hun gemiddelde jaarlijkse volatiliteit. Dan zien we enkele interessante grafiekjes opduiken.

De gemiddelde standaarddeviatie op jaarbasis (1999-2017) ligt hoger voor de S&P500 (14,6%) dan voor de optie gemanagede fondsen (rond de 10,5%). 

In ruil voor management met opties gaan we dus vooral naar minder risico, waar risico zich vertaald als blootstelling aan volatiliteit. Bij de optie-fondsen zien we zelfs een minder volatiel verloop dan bij de 30-jarige obligatie (13,6%).

Schermafbeelding 2019-11-04 om 02.04.58.png

Kijken we naar de “maximum drawdown”, dan worden de optie fondsen wel geklopt door de langlopende obligatie (haven van stabiliteit). 

Maar een S&P500 (dé benchmark) die hier een prestatie neerzet van -50%. Daar moeten we toch ook even bij stilstaan. Want wat de gevolgen zijn wat kapitaalverlies, wordt aan beginnende beleggers vaak met volgend voorbeeld uitgelegd.

Schermafbeelding 2019-11-04 om 02.09.47.png

Als je de helft van je kapitaal verliest (-50%), dan moet je je kapitaal daarna verdubbelen (+100%) om terug break-even te komen. Van een index zijn we -50% natuurlijk niet gewoon, maar het verleden heeft dus aangetoond dat het realistisch is.

Voor de emoties is -30% à -35% makkelijker verteerbaar dan -50%, dat is evident. Drawdowns van dergelijke aard zijn zaken die elke belegger liever vermijd natuurlijk.

Bekijken we dezelfde grafieken, maar dan voor de periode sinds de jaren ‘80. Dan zitten de “standaard deviaties op jaarbasis” voor optie fondsen opnieuw rond de 10% à 12%, wat een hele knappe prestatie is. Allen doen ze beter dan de S&P500 die net geen 15% haalt.Schermafbeelding 2019-11-04 om 02.10.59.png

Ik denk dat dit het besluit is dat we kunnen nemen. Door opties op een beschermende manier in te zetten, en door het kapitaal in beheer “harder” te laten werken (door er tegen te schrijven), kan je een portefeuille 5% minder volatiliteit doen presteren

Het extra werk met de opties vertaald zich met andere woorden in een minder volatiele prestatie van de aandelen (een gemiddeld lagere standaarddeviatie dus).

Risk Reward

We kunnen het “risk reward” beeld ook mooi samenvatten door beiden in grafiek te plaatsen. Voor de periode (1999-2017) zien we dan het volgende beeld.

Schermafbeelding 2019-11-04 om 09.12.23.png

En voor de lange termijn (sinds 1986) zien we het volgende beeld. Vooral BXMD zet hier een topprestatie neer. BXMD presteert beter dan zijn benchmark, de S&P500. En gedraagt zich ook minder volatiel (een lagere “Standard Deviation”) over dezelfde periode.

 

The best of both worlds!

 

Schermafbeelding 2019-11-04 om 01.03.52.png

We zien dat het zowel voor de periode 1999-2017 als voor de periode 1987-2019 mogelijk bleek de S&P500 te verslaan met de hulp van opties. En dat op beide fronten. Zowel naar risico (volatiliteit) toe, als naar return.

Liquiditeit

Er draait heel wat geld rond in de optiemarkt en dat komt de liquiditeit of vlotte handel natuurlijk enkel maar ten goede. Als kleine belegger hebben we er voordeel bij dat de optiehandel meer liquide is geworden over al die jaren.

Schermafbeelding 2019-11-04 om 02.13.37.pngSchermafbeelding 2019-11-04 om 02.13.45.png

En welke optiestrategie gebruiken die fondsen nu eigenlijk?

De namen van bepaalde optie strategieën verraden natuurlijk vaak al een beetje in welke we richting we moeten gaan kijken. In de prospectus van elk van die fondsen vinden we mogelijk meer details. Een chef zal zijn geheimen natuurlijk ook nooit zomaar prijsgeven.

Schermafbeelding 2019-11-04 om 12.53.08.png

Ook via de website van de CBOE kunnen we een resem aan indexen terugvinden. Hier kunnen we niet altijd rechtstreeks in investeren, maar het is wel interessant om de track record met een benchmark als de SPX (S&P500) of RUT (Russell 2000) te vergelijken.

Een greep uit de vele indexen die je via de CBOE terugvindt.

Schermafbeelding 2019-11-04 om 14.19.26.png

Zoals zo vaak zien we dat het moment waarop we instappen, later ook van belang zal blijken. Tenzij we periodiek blijven bijkopen, dan wordt het instapmoment alsmaar minder relevant (rolling returns).

Schermafbeelding 2019-11-04 om 13.33.21.png

Daar we onderliggend toch meestal dezelfde S&P500 vergelijken, maar dan met of zonder opties, is dit nog anders dan wanneer we de prestatie van verschillende “asset classes” met elkaar zouden gaan vergelijken.

Betreft de optiestrategie kan je je natuurlijk de vraag stellen of het verstandig is om bijvoorbeeld calls te gaan schrijven (covered call strategie) wanneer een aandeel of een index fel gedaald is.

 Zal een covered call strategie index dan minder goed presteren als zijn “naakte” benchmark (na een significante daling)? 

Waarschijnlijk wel. Dit is natuurlijk het nadeel van een bepaalde strategie “hersenloos” op te volgen.

Schermafbeelding 2019-11-04 om 13.33.36.png

Eigen ervaringen

Een van mijn stokpaardjes is dat er geen strategie bestaat die “altijd werkt”. We kunnen het ook anders stellen. Niet elke strategie zal altijd even goed presteren. Of niet alle lichten staan altijd op groen (als voorwaarde) om een bepaalde strategie aan het werk te zetten. 

Soms moet men ook – spreekwoordelijk dan – het geweer eens van schouder verleggen. 

Hoe een fonds kapitaal beheert en daarbij gebruik maakt van opties is nog iets anders dan de droge prestatie van een index die “backtest” aan de hand van een welbepaalde strategie die telkens op hetzelfde moment ingelegd wordt. 

Schermafbeelding 2019-11-04 om 09.23.35.png

Vele van die backtest-indexen zijn niet echt verfijnd geprogrammeerd of laat ons zeggen dat vermoed ik toch. Ze tonen de “droge prestatie” van het lange termijn managen met die of die strategie aan de hand van “back testing”.

Op zoek naar nog beter

Wereldwijd zijn er natuurlijk nog fondsen, andere dan de optie fondsen en de bekende benchmark indexen of eruit afgeleide fondsen. Fondsen die nog beter presteren, maar dat ook doen met een minder volatiele track record (?) en liefst eentje die teruggaat tot de jaren ‘86 – ‘87. 

Bestaan die?

Het is niet zo evident natuurlijk om zo’n fondsen te vinden en we zien hierboven ook enkel de “return” terug. Een track record van 10 jaar is een minimum in de financiële industrie.

Over risico en gemiddelde standaarddeviatie op jaarbasis zien we in bovenstaand screenshot beeld geen data. Als “excess return over S&P500” kan dit natuurlijk wel tellen.

Geplaatst in Uncategorized | Tags: , , , , , | Een reactie plaatsen

Vroegtijdige uitvoer-fobie

Over angst om vroegtijdig uitgevoerd te worden op geschreven opties. 

Beginnende optiebeleggers en dan uiteraard de schrijvers van opties, hebben angst om vroegtijdig uitgevoerd te worden. Die angst is vaak gebaseerd op irrationaliteit en onwetendheid. Als die angst ook doorsijpelt in ons beslissingsproces, dan kan dit artikel de beginnende optieschrijver misschien in de toekomst helpen wél de juiste beslissing te nemen.

photo-1521996319423-90475f382dff.jpeg

Amerikaanse Stijl en Europese Stijl opties

Laat ons vooreerst ook nog eens duidelijk het verschil maken tussen wat een Europese Stijl en een Amerikaanse Stijl optie is. Het is waarschijnlijk een spijtige woordkeuze geweest, maar deze beide “Stijlen” hebben niets te maken met geografische locaties. Bijna alle opties die ik ken zijn Amerikaanse Stijl opties, ook de opties die verhandeld worden op de beurzen van België (Belfox), Nederland (FTA) of Duitsland (DTB).

Alsook zo goed als alle opties die op Amerikaanse en Canadese beurzen verhandeld worden, zijn Amerikaanse Stijl opties. Kortom, waarschijnlijk zijn meer dan 95% van alle opties in de wereld naar soort van “Stijl”, Amerikaanse Stijl opties. 

Want wat is het verschil?

Een Amerikaanse Stijl optie, kan ten allen tijde uitgevoerd worden. Een Europese stijl optie niet, die wordt pas op expiratie uitgevoerd of – en dat gebeurd meestal – cash gesetteld. Vaak is een optie Europese Stijl omdat de onderliggende waarde gewoonweg niet verhandelbaar is, dus is ze ook niet “fysiek” leverbaar.

Opties die op indexen noteren zijn meestal Europese stijl, op expiratie worden deze gewoon cash gesetteld.

Schermafbeelding 2019-10-31 om 15.56.40.png

Voorbeeld van een Amerikaanse Stijl optie op Twitter en een Europese Stijl optie op de AEX.

Een Amerikaanse Stijl optie daarentegen, kan dus ten allen tijde uitgevoerd worden. 

Maar zal dat in de praktijk ook vaak gebeuren?

In praktijk zal dat zelden gebeuren. En toch zijn beginnende optie beleggers er als de dood voor. 

Optiepremie = Intrinsieke waarde + Tijdswaarde

Wanneer kan het gebeuren? Vooreerst dienen we natuurlijk al een onderscheid te gaan maken tussen geschreven calls en geschreven puts, waarop men het risico loopt om vroegtijdig uitgevoerd te worden. Het principe dat erachter schuil gaat is echter hetzelfde.

Geschreven calls worden meestal op aandelen geschreven. En het wordt pas interessant, als eigenaar van zo’n call optie dan, je recht uit te voeren als je call optie intrinsieke waarde heeft. Dus een call optie wordt enkel uitgevoerd als ze in-the-money (itm) is. 

Zal een call optie dan uitgeoefend worden als ze in-the-money is?

Nee, dat zal niet “automatisch” gebeuren. Er is enkel een reëel risico als er geen tijdswaarde meer in de optie zit. Een zeer belangrijk verschil!

Dus de call moet al redelijk diep itm zijn. Of we spreken over een situatie heel kort voor de expiratiedatum, en dan nog zal de call itm zijn, maar ze hoeft daarom niet zo diep itm te zijn.

Schermafbeelding 2019-10-31 om 15.59.51.png

FB call opties met nog 1 dag looptijd. Vanaf uitvoerprijs 187.5 en lager noteren de opties zuiver op intrinsieke waarde.

Schermafbeelding 2019-10-31 om 16.00.20.png

Call opties met nog 8 dagen looptijd. We moeten al dieper itm gaan om calls te vinden die intrinsiek noteren.

Schermafbeelding 2019-10-31 om 16.00.40.png

Call opties met nog 15 dagen looptijd. Pas vanaf uitvoerprijs 175 zien we geen tijdswaarde meer.

Concreet loopt je dus als call optie schrijver pas het risico te moeten leveren als de aandelen al ver boven de uitvoerprijs van de call optie doorgestegen zijn.

Hoe dan ook, als je als koper van een call of put optie, je recht gaat uitvoeren, terwijl er nog tijdswaarde in de optie zit, dan smijt je die tijdswaarde eigenlijk in de vuilbak.

Door de optie uit te voeren, zal deze ook verdwijnen uit de portefeuille, ze is weg (zowel bij de koper als de schrijver). De schrijver zal dat tijdskrediet dan “gratis” ontvangen hebben. Dat is dus de reden waarom zowel puts als calls die itm zijn, niet vroegtijdig uitgeoefend worden,… zolang er time value in de optie zit.

Klinkt allemaal heel logisch.

Beginners aan het werk

Per uitzondering (en het gebeurd) zal enkel iemand die geen verstand heeft van dit gegeven, zijn of haar opties vroegtijdig uitvoeren. Terwijl er dus nog tijdskrediet ingeprijsd zit!

Dus het kan gebeuren, maar de kans is statistisch heel klein. Welke partij er aandelen moet kopen (geschreven put) of leveren (geschreven call), wordt daarenboven ook bepaald via loting. 

photo-1518688248740-7c31f1a945c4.jpeg

Maar het is dus belangrijk te weten dat het niet is omdat een optie in-the-money (itm) verkeert ze daarom ook automatisch uitgevoerd zal worden.

Het is niet wanneer een optie itm noteert dat er een reëel risico is op vroegtijdige uitvoering, het is pas als de optie itm noteert én er geen tijdswaarde meer in zit dat de kans reëel is of wordt.

Er misschien ook nog even bijzeggen. Enkel de eigenaar of bezitter (dus de koper van een call of put optie) kan een optie uitvoeren, de koper bezit immers het recht.

De schrijver “ondergaat” en kan dus op geen enkele manier de vroegtijdige uitvoering bewerkstelligen of manipuleren. Een denkfout die ook wel eens gemaakt wordt door de beginnende optie schrijver.

Put opties

We weten ook dat er een “skew” zit in de prijzing van opties. Puts die itm zijn hebben de neiging hun tijdskrediet langer vast te houden (of trager te verliezen) dan calls die itm zijn. Puts zullen dus enkel uitgevoerd worden als deze al heel diep itm liggen (én zonder tijdskrediet noteren).

Schermafbeelding 2019-10-31 om 16.00.56.png

FB-put opties met nog 1 dag looptijd. Vanaf uitvoerprijs 205 noteren de opties intrinsiek.

Schermafbeelding 2019-10-31 om 16.01.07.png

FB-put opties met nog 8 dagen looptijd. Opnieuw vanaf uitvoerprijs 205 noteren de opties intrinsiek.

Schermafbeelding 2019-10-31 om 16.01.20.png

FB-put opties met nog 15 dagen looptijd. Vanaf uitvoerprijs 207.5 noteren de opties intrinsiek.

Schermafbeelding 2019-10-31 om 16.01.56.png

Put opties met nog 78 dagen looptijd. Nu is het pas bij uitvoerprijs 220 dat we geen tijdswaarde meer zien.

Voor calls geldt dus hetzelfde principe. 

Redenen voor uitvoering

Wanneer zou een koper van een optie nu interesse hebben om zijn opties te gaan uitvoeren en dan nog vroegtijdig?

Er is immers niet altijd reden om de aandelen te moeten kopen (gekochte call uitvoeren) of van de hand te doen (gekochte put uitvoeren). De optie kan immers ook altijd terug verkocht worden in de markt. 

In het geval van geschreven calls gebeurd het in de praktijk wel eens dat als er een dividend uitgekeerd wordt, je aandelen de dag voor de ex-dividend datum weg geplukt worden uit je portefeuille. En dat durft ook wel eens te gebeuren voor calls waar nog een klein beetje time value in zit.

Voor geschreven puts gebeurd het als aandelen heel zwaar gedaald zijn, of al een heel eind in een dalende trend verkeren.

Nogmaals. In 99,99% van de gevallen zal er geen vroegtijdige uitvoering plaatsvinden zolang er nog tijdswaarde in de optie zit.

Management van geschreven opties

In praktijk kan je vroegtijdige uitvoering dus bijna altijd vermijden of voorkomen, en dat is door geen geschreven opties te houden waar geen time value meer in zit. Op zich is het ook al contradictorisch om een geschreven optie te gaan houden waar geen time value meer in zit. De reden waarom we schrijven is immers om time value te verdienen. Is dit niet het geval, dan dringt management zich op, en moeten we iets doen.

photo-1567864137076-68340c0ab735.jpeg

Conclusie: Ongegronde angst voor vroegtijdige uitvoering berust vaak op te weinig kennis over optie technische zaken, zoals hier de nog resterende time value in opties en of die aanwezig is of niet, voor opties die in-the-money (itm) noteren. 

Het monitoren van tijdswaarde in een optie is iets wat niet altijd even makkelijk is in de praktijk, het hangt voornamelijk af van welke tools je broker hiervoor ter beschikking stelt. Indien je die tools niet hebt, dan moet je het zelf berekenen. Alles wat een optie meer waard is dan zijn intrinsieke waarde, is immers tijdswaarde.

Opmerking: Op expiratie hanteren brokers ook niet altijd dezelfde regels rond uitvoering. Er zijn brokers die Amerikaanse Stijl opties die itm expireren niet laten uitvoeren maar cash settlen. Informeer dus op voorhand ook even bij je broker.

En misschien ook belangrijk om te onthouden: Het uitvoeren van opties gebeurd ook steeds nabeurs en nooit intraday.

De koper van een optie kan zijn optie uitvoeren (of “exercisen”) terwijl de markt open is. Hij zal bij het uitvoeren van een call, kort erna de aandelen in zijn portefeuille zien. Maar het settlen zelf, dat gebeurd nabeurs. Dus als schrijver van bijvoorbeeld een call optie (op je aandelen, de covered call strategie), zal je de aandelen pas de dag erna niet meer in de portefeuille hebben.

Schermafbeelding 2019-09-23 om 20.45.28 kopie.png

Enkele voorbeelden van opties die waardeloos verlopen zijn (“expired”) op het einde van de looptijd. En een put optie die in-the-money expireert en dus uitgeoefend werd (“assigned”).

Persoonlijke ervaringen

Heb ik zelf ooit al eens opties vroegtijdig uitgeoefend?

Ja. Ik heb het ooit eens gedaan, gewoon om te zien hoe het in zijn werk ging in de praktijk. Daarna heb ik het nooit meer gedaan. Het waren calls die ik vroegtijdig uitoefende.

Werden er ooit al aandelen vroegtijdig ge-“put” op mij na het schrijven van een put?

Ik heb dit al enkele keren meegemaakt. Ooit eens op Schlumberger toen de olie flink aan het dalen ging, de twee puts noteerden toen diep itm en op een bepaald moment “dumpte” men de aandelen op mij.

Waarschijnlijk had een grote partij haar gekochte put opties uitgevoerd. De opties waren toen al diep in-the-money.

photo-1516199423456-1f1e91b06f25.jpeg

Werden er ooit al aandelen vroegtijdig weg ge-“called” bij mij na het schrijven van een call?

Dit is ook al gebeurd, en dan kort voor de ex-dividend datum. Nu kan ik ook niet zeggen dat ik het toen niet zelf gezocht had, de calls had ik zeer kort voor de ex-dividend datum geschreven op de aandelen en die lagen reeds dieper itm. Er zat dus maw al weinig time value op.

De dag dat het dividend uitgekeerd werd, had ik de aandelen dan ook niet meer. De dag ervoor nog wel. Ik dacht dat dit op AB Inbev was, als ik mij niet vergis.

Maar van alle opties die ik reeds verhandeld heb of van kortbij heb zien verhandelen, zijn er dus maar een handvol aan keren dat ik vroegtijdige uitvoering in de praktijk meegemaakt heb. Wees dus niet “angstig”, maar let er gewoon goed op of er nog tijdskrediet in de optie geprijsd zit, als je schrijft.

Heb jij dit ooit al meegemaakt?

Je eigen ervaringen kan je altijd onderaan deze blog toevoegen.

 

Geplaatst in Uncategorized | Tags: , , , , , , | 1 reactie